Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1979/GV, 24 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1979/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De inrichting, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie hebben positief geadviseerd ter zake van verlofverlening. Alleen TR niet en de directeur van de inrichting is daarin meegegaan. De selectiefunctionaris heeft de verlofaanvraag afgewezen, omdat
de
recidive hoog wordt ingeschat. Wat drie jaar geleden is gebeurd, is verleden tijd. In de veertien à vijftien jaar dat klager vastzit, heeft hij nooit een delict gepleegd tijdens verlof.
Dat klager nog geen interventie heeft gedaan, komt door het trage werken van de reclassering.
Klager zit al acht maanden vast en kan nog steeds niet naar de kliniek. Op 16 juli 2010 heeft hij een intakegesprek en daarna komt hij op een wachtlijst te staan. Zijn v.i.-datum is 31 december 2010.
Klager is heel gemotiveerd en bereid om mee te werken aan TR en interventies te volgen, maar heeft ook een gezin dat hij graag buiten de muren van de inrichting wil zien.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Sinds klagers twintigste jaar is hem meer dan tien jaar gevangenisstraf opgelegd. Dit ging vaak om vermogensdelicten om zijn verslaving te kunnen bekostigen.
Eerdere TR-trajecten hebben niet kunnen leiden tot het terugdringen van recidive. Er is nu een traject uitgezet dat inhoudt dat klager naar de Piet Roorda kliniek gaat om te werken aan zijn verslaving. Gezien het feit dat eerdere interventies en een
penitentiaire programma (p.p.) mislukt zijn, omdat klager telkens weer vervalt in drugsgebruik, wordt het niet verantwoord geacht om hem nu met verlof te laten gaan zonder dat de behandeling is gestart. Op 16 juli 2010 heeft klager een intakegesprek
bij
de Piet Roorda kliniek.

De volgende adviezen zijn uitgebracht.
Uit de rapportage van het huis van bewaring Amsterdam-Overamstel volgt dat klagers gedrag in de inrichting goed is. Hij werkt als reiniger en doet dit naar behoren. Afspraken met personeel komt hij goed na. Bij de meest recente urinecontrole scoorde
klager negatief op het gebruik van alle drugs. Op 16 maart 2010 en 6 april 2010 heeft hij positief gescoord op het gebruik van softdrugs met de waarden 48 en 30. Klager is op 25 juni 2007 gestart met een p.p. onder elektronisch toezicht (e.t.). Na een
derde van het e.t. te hebben ondergaan, kreeg hij ruzie met zijn ex-vriendin, viel hij terug in cocaïnegebruik en is hij een paar dagen verdwenen. Op 5 november 2007 is het p.p. beëindigd, omdat hij zich niet had gehouden aan de voorwaarden.
Uit de TR-rapportage komt naar voren dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Er zijn veel problemen geconstateerd die de hoge kans op recidive zonder (gedrags)interventies in stand zullen houden. Ingeschat wordt dat er een risico is op het
onttrekken aan voorwaarden, gelet op de vroegtijdige beëindiging van het p.p.
In verband met de TR-rapportage heeft de verlofcommissie van de inrichting negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening.
Het OM heeft geen bezwaar tegen verlofverlening onder de voorwaarde dat klager geen contact zoekt met het slachtoffer.
De politie heeft geen bezwaar gemaakt tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager is veroordeel ter zake van (gekwalificeerde) diefstal en zware mishandeling tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest. De vroegst mogelijke datum van invrijheidstelling valt op of omstreeks 31 december 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.

Uit klagers voorgeschiedenis en de Risc-analyse volgt dat bij klager sprake is van een hoog recidiverisico. Daarbij komt dat in verband met het hoge recidiverisico interventie geïndiceerd wordt geacht en deze nog niet is aangevangen.
Uit de inrichtingsrapportage volgt dat pas recent bij klager geen sprake meer is van positieve urinecontroles.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze in dit stadium van klagers detentie een afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing
van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b, c. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven