nummer: 10/1892/GV
betreft: [klager] datum: 24 augustus 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.M.L. Theelen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 6 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. R.M.L. Theelen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof vanwege de aanstaande geboorte van zijn kind. Klager is ongewenst verklaard. Tegen deze beslissing is bezwaar aangetekend. Bij de rechtbank is een verzoek
ingediend klager toestemming te verlenen in Nederland te mogen blijven in afwachting van de beslissing op bezwaar. Gezien de belasting van de rechtbank is niet aan te nemen dat op korte termijn een beslissing op het verzoek zal worden genomen. Tevens
is
niet aan te nemen dat gedurende de zwangerschap een zitting zal worden gepland. Klager wordt door de gewraakte beslissing niet in staat gesteld bij de geboorte van zijn kind aanwezig te zijn. Klager meent dat er sprake is van discriminatie ten opzichte
van andere gedetineerden die wel de Nederlandse nationaliteit bezitten dan wel een verblijfstatus. Tevens is sprake van een schending van klagers recht op bescherming van zijn privé en gezinsleven zoals gegarandeerd in het EVRM. Voor zover gevaar voor
vlucht zou bestaan vanwege de illegale status van het verblijf van klager, zou overwogen kunnen worden verlof te verlenen onder toezicht.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om een kraambezoek te brengen bij zijn partner en eerste kind. Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaar en zes maanden.
Zijn
verblijfsvergunning is ingetrokken en hij is op 30 maart 2010 tot ongewenst vreemdeling verklaard. Klager heeft een Dominicaans paspoort. Het gedrag van klager in detentie is naar behoren. Het verzoek om incidenteel verlof is afgewezen op grond van
artikel 4 onder l van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Als er geen complicaties optreden tijdens de bevalling zal de partner vrij snel in staat zijn klager in detentie te bezoeken. Klager heeft bezwaar aangetekend tegen zijn
ongewenstverklaring, er is echter geen toestemming verleend om de procedure in Nederland te mogen afwachten. Dat klager het gevoel heeft gediscrimineerd te worden, is begrijpelijk. In de regelgeing is echter vastgelegd dat een gedetineerde die illegaal
in Nederland verblijft, niet in aanmerking komt voor verlof om de geboorte van zijn kind bij te wonen. Een eventueel begeleid bezoek, maakt dat niet anders. Er is geen sprake van een schending van klagers privé en gezinsleven. Klager verblijft sinds 25
mei 2004 in detentie. Zijn einddatum is op 10 maart 2012. Op het moment dat klager en zijn partner besluiten ouders te worden, hebben zij geweten dat tot de einddatum van klager er geen actief gezinsleven erop na kan worden gehouden. De partner van
klager kan wel regelmatig met het kind op bezoek komen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het PPC Haaglanden te Den Haag heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft geadviseerd het verzoek af te wijzen gelet op klagers status als ongewenst
vreemdeling en hij niet in Nederland mag verblijven.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 11 jaar en zes maanden met aftrek, wegens vrijheidsberoving, bedreiging en diefstal met geweld. Aansluitend dient hij eventueel 12 dagen vervangende hechtenis op grond van de Wet Terwee te ondergaan, alsmede 38
dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 10 maart 2012.
Klager heeft verzocht om incidenteel verlof om de geboorte van zijn kind bij te wonen. Op grond van artikel 4, onder l, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt het verlof geweigerd in geval van een gedetineerde die ongewenst is
verklaard, ten aanzien van wie een procedure tot ongewenstverklaring loopt, tenzij hieraan schorsende werking is verleend, of van wie vaststaat dat hij na de detentie zal worden uitgezet. Klager is ongewenst verklaard. Uit telefonische informatie van
de
raadsman van klager is gebleken dat voor eind september geen beslissing is te verwachten op het verzoek om schorsing van de ongewenstverklaring. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 24 augustus 2010
secretaris voorzitter