Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2176/GV, 24 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2176/GV

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt –zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager geeft uitleg waarom hij bij een eerdere schorsing van zijn voorlopige hechtenis later is teruggekeerd dan de bedoeling was. Aanleiding daarvoor waren fouten en/of
misverstanden
bij die schorsing. Klager geeft voorts aan dat het in de inrichting moeilijk is om afspraken te maken met de verschillende disciplines en hem geen duidelijke antwoorden worden gegeven. Klager wilde verlof voor het aanvragen van een identiteitsbewijs
omdat dit dan sneller zou zijn geregeld. Indien hij het via de inrichting zou doen, zou dit – gelet op de daarvoor geldende procedure – twee tot drie maanden kunnen duren. Indien hij het zelf zou aanvragen, dan kon een en ander binnen één week geregeld
zijn. Als hij zou moeten wachten op de regeling van de inrichting, zou zijn doorfasering in het geding komen. Om naar een minder beveiligde inrichting te kunnen worden overgeplaatst, dient hij te beschikken over een geldig legitimatiebewijs. Daarom is
dat verlof voor hem van groot belang.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om incidenteel verlof verzocht teneinde een nieuwe ID-kaart dan wel een nieuw paspoort aan te vragen bij de gemeente Horst. Dit omdat zijn huidig ID-bewijs per 11 mei 2010 is verlopen. De penitentiaire inrichting (p.i.) Roermond heeft een
overeenkomst met de gemeente Roermond in verband met het verstrekken van legitimatiebewijzen. Omdat klager heeft geweigerd zich in te laten schrijven in de gemeente Roermond, kan hij van die regeling geen gebruik maken. Had hij dat wel gedaan, was
incidenteel verlof overbodig geweest. Klager is overigens eerder, na een vorige schorsing van zijn voorlopige hechtenis, niet teruggekeerd bij de inrichting. Hij meldde zich pas twee dagen later op het politiebureau. Hij beroept zich erop dat hij toen
enkele privé-zaken moest regelen dus zelf de schorsing met twee dagen heeft verlengd. Hierdoor heeft hij blijk gegeven slecht met vrijheden om te kunnen gedaan. Overigens is hij van twee eerder hem verleende schorsingen wel tijdig teruggekeerd. De
inrichting heeft negatief geadviseerd.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van de p.i. Roermond heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag en aangegeven dat een incidenteel verlof niet noodzakelijk is als klager zich bij de gemeente Roermond laat inschrijven, waarna hem door die gemeente een
legitimatiebewijs wordt verstrekt.

3. De beoordeling
Klager is in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, wegens (opzettelijke) overtreding van de Opiumwet. Tegen deze veroordeling is beroep in cassatie ingesteld. Aansluitend dient hij nog twee
gevangenisstraffen van (in het totaal) 14 maanden en één week te ondergaan. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 11 januari 2012.

Incidenteel verlof kan op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) worden verleend voor gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is. Daargelaten de vraag of hier sprake is van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer, zoals bedoeld in de Regeling, is voldoende aannemelijk dat er geen noodzaak is voor klagers persoonlijke aanwezigheid. Het door hem
gestelde doel voor het incidenteel verlof, te weten het verkrijgen van een geldig identiteitsbewijs, kan ook worden verwezenlijkt zonder dat daarvoor verlof nodig is. Klager kan zich immers laten inschrijven in de gemeente waar hij verblijft en dan kan
hij, zonder dat hij daarvoor de inrichting hoeft te verlaten, bij die gemeente een identiteitsbewijs verkrijgen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de afwijzing van klagers verlofaanvraag is gerechtvaardigd. Derhalve kan de beslissing van de
Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven