Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0515/GA, 23 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/515/GA

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie op 19 juli 2010 gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.F. de Ruijter de Wildt, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, bijgestaan
door[...] en [...], stagiaires.
Klager heeft schriftelijke aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat er geen hardpornobladen en geen homopornobladen in de winkel worden verkocht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De Minister heeft in april 2010 naar aanleiding van de affaire Koos H. alle porno in de gevangenis verboden. Het heeft nog niet tot een wijziging in de regelgeving geleid, maar het is een actueel onderwerp. In de onderhavige zaak zijn de artikelen 8 en
14 van het EVRM aan de orde. Artikel 8 betreft het recht op privacy en dat is van belang waar het de seksuele identiteit van klager betreft. Voorts is artikel 10 van het EVRM aan de orde waar de freedom of expression is geregeld en hieronder is het
recht op het vergaren van informatie te scharen. Het weigeren van de pornobladen betreft een inbreuk op de mensenrechten. Het gaat erom wat in de maatschappij vrij verkrijgbaar is. Die rechten mogen niet zomaar beperkt worden. Het gaat niet om absolute
maar om relatieve rechten. Met inachtneming van het verdrag mogen de mensenrechten beperkt worden in de inrichting. Het betreft een moreel oordeel of de bladen een aanstootgevend karakter hebben. De staat gaat zich steeds meer als een zedenmeester
manifesteren en daar moet terughoudend mee worden omgegaan. In ons omringende landen, bijvoorbeeld Zweden of Oostenrijk, is het geen probleem om porno in te voeren. In de huisregels is een beperking opgenomen. Daarbij moet de vraag gesteld worden of er
een social need is, of de beperking noodzakelijk is om wanordelijkheden te voorkomen. Het antwoord op die vraag is nee, de huisregels zijn veel te algemeen geformuleerd. Bijvoorbeeld de term aanstootgevend, aanstootgevend voor wie? Het gaat hier om
gedetineerden die hun seksuele geaardheid niet kunnen beleven. Ze kunnen buiten geen relaties aangaan. Het is daarom de vraag of het weigeren van porno wel wijs is, gelet op de opbouw van spanning binnen in de inrichting.
Er is geen sprake van een beslissing die de motivering kan dragen. Als de (soft)porno overigens via een abonnement verkrijgbaar is, zoals de directeur aangeeft, dan vallen de bezwaren weg. Bij een toetsing at tunc was dan nog steeds wel sprake van
discriminatie want er was ten tijde van de klacht wel softporno in de winkel verkrijgbaar.
De klacht is ontvankelijk. De discussie over pornobladen is in de gedeco ontstaan, maar de kern raakt de identiteit van klager. De raadsman overhandigt de beroepscommissie ten slotte twee uitspraken van het Europees Hof waarin, kort gezegd, de
reikwijdte van de beperking van artikel 10 EVRM nader wordt uitgelegd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Het winkelassortiment wordt bepaald in een overleg tussen de winkelier, de gedeco en de directeur. Het assortiment moet passen bij het aanbod van een supermarkt buiten. In dat aanbod past geen hardporno. Er zijn inmiddels al enige tijd helemaal geen
pornotijdschriften meer te krijgen in de winkel, ook niet softporno als Aktueel. Dat is beleid van de p.i. Veenhuizen en heeft ermee te maken dat de locaties Esserheem en Norgerhaven als zogenaamde vris-inrichting zijn aangewezen voor de opvang van
strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Er is nog geen landelijk beleid, hoewel de Minister in de kamer heeft aangegeven dat er geen porno is toegestaan in de gevangenis.
Het is overigens wel toegestaan om een abonnement op een softpornoblad te nemen, bijvoorbeeld Playboy. Het onderscheid of sprake is van hard- of softporno wordt gemaakt bij de badafdeling. De invoer van softhomoporno zou kunnen. Niet is toegestaan wat
in seksshops te verkrijgen is. Het gaat er ook om hoe de gedetineerden met de porno omgaan. Alleen lezen mag, plaatjes uitknippen en zichtbaar opplakken mag weer niet.
Feit is dat er een fysieke beperking vastzit aan het winkelassortiment. Het is niet een bewuste keuze geweest om geen homobladen aan te bieden, daar is niet over nagedacht. Van discriminatie is dan ook geen sprake. Klachten over het winkelassortiment
zijn niet klachtwaardig. Klager heeft het onderwerp, toen hij nog secretaris van de gedeco was, in het gedeco-overleg ter sprake gebracht. Er is toen uitleg gegeven, maar klager heeft daarna toch een klacht ingediend.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw kan een gedetineerde zich beklagen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.

De beroepscommissie stelt op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht vast dat het feit dat hardpornobladen en homopornobladen niet in de winkel beschikbaar zijn eerst aan de orde is geweest in het overleg van de gedeco met de
directeur. Daarna, toen het overleg in de gedeco kennelijk niet een voor de gedeco gunstige uitkomst had, heeft klager een klacht ingediend. Er is hier geen sprake van een hem betreffende beklagwaardige beslissing van de directeur zoals bedoeld in
artikel 60 Pbw. De beklagcommissie had klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moeten verklaren. Gelet hierop komt de beroepscommissie niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht, waaronder de beoordeling van strijd met de bepalingen van
het
EVRM. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 23 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven