Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0907/GA, 20 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/907/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Biemond, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Tilburg op het beklag van klager, alsmede tegen de beslissing om aan klager, terzake de gegrondverklaring van zijn beklag over
de
vermissing van goederen, een tegemoetkoming van € 50,= toe te kennen.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. J. Biemond en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2010, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem.

Namens klager heeft de raadsman verzocht om aanhouding van de behandeling tot een latere zitting omdat de raadsman op 21 juli 2010 verhinderd is aanwezig te zijn. De directeur van de p.i. Tilburg heeft op 14 juli 2010 een schriftelijke toelichting aan
de Raad gezonden, welke toelichting ter kennisneming is gezonden aan klager en zijn raadsman.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag met nr. 2009/358 betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens daadwerkelijke fysieke agressie jegens een medegedetineerde.

De beklagrechter heeft dat beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

Daarnaast heeft de beklagcommissie aan klager een tegemoetkoming van € 50,= toegekend naar aanleiding van de gegrondverklaring van een beklag met kenmerk 2009/374, gericht op de vermissing van aan klager toebehorende goederen.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Klager vraagt allereerst om aanhouding van de behandeling nu zijn raadsman niet in staat is ter zitting aanwezig te zijn. De beklagcommissie heeft de rol van het gestelde slachtoffer niet in de beoordeling meegewogen. De beklagcommissie heeft haar
oordeel gegrond op volstrekt eenzijdige informatie. Klager is van mening dat een tegemoetkoming van € 50,= voor de vermissing van goederen een schijntje is. De tegemoetkoming moet veel hoger zijn.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
De directeur handhaaft ten aanzien van het beklag tegen de door hem opgelegde disciplinaire straf zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Deze klacht is volgens de directeur op goede gronden ongegrond verklaard.
Ten aanzien van de vermissing van goederen heeft de directeur – voor zover hier nog van belang – aangevoerd dat er zijns inziens geen aanleiding is voor een gegrondverklaring en mitsdien ook niet voor een tegemoetkoming.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om aanhouding van de behandeling tot een latere zitting. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en zal het verzoek daarom afwijzen.

Op grond van het bepaalde in het eerste en tweede lid van artikel 50 van de Pbw, kan de directeur – behoudens de uitzondering die is opgenomen in het derde lid van artikel 50 van de Pbw – een disciplinaire straf opleggen nadat hem terzake van een
strafwaardig feit of gedraging verslag is gedaan door een ambtenaar of medewerker van de inrichting; het voornemen om schriftelijk verslag te doen moet aan de gedetineerde worden aangezegd. Een dergelijk verslag ontbreekt. Gelet daarop dient het beklag
op formele gronden gegrond te worden verklaard.
Materieel gezien zou hetgeen in beroep naar voren is gebracht niet kunnen leiden tot een andere uitspraak dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie komt tot dat oordeel nu klager niet heeft betwist dat hij fysieke agressie jegens een
medegedetineerde heeft getoond en omdat vaststaat dat die medegedetineerde letsel (een blauw oog en twee gaten in het hoofd) heeft opgelopen bij het voorval waarvoor aan klager de onderhavige disciplinaire straf is opgelegd.

De beroepscommissie zal, gelet op het vorenstaande het beroep om formele redenen gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie – in zoverre – vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal de hoogte van de
tegemoetkoming vaststellen op € 25,=.

Ten aanzien van het beroep tegen de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming betreffende het door de beklagcommissie gegrond verklaarde beklag omtrent de vermissing van goederen geldt, dat de beroepscommissie zich kan verenigen met de
daarvoor toegekende tegemoetkoming. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om aanhouding van de behandeling van het beroep af.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van de beslissing van de beklagrechter op de klacht tegen de aan klager opgelegde disciplinaire straf gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog (op formele
gronden) gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.
Zij verklaart het beroep tegen de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming betreffende het gegrondverklaarde beklag omtrent de vermissing van goederen ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven