Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0795/GA, 20 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/795/GA

betreft: [klager] datum: 20 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.J. van Rijsbergen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 maart 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Maashegge te Overloon,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juli 2010, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Herregodts, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Maashegge.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ter voorkoming van onttrekking aan detentie, in afwachting van herselectie naar aanleiding
van
een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van opiaten.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst wordt verwezen naar hetgeen in het beroepschrift is verwoord. Het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur van 17 februari 2010. Aan klager is toen een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd naar aanleiding van de
positieve uitslag van een urinecontrole. Klager had bij het afnemen van de urine al aangegeven dat hij eerder bij de inrichtingstandarts was geweest en dat hij toen een verdoving had gekregen. Daarmee is kennelijk door de directeur geen rekening
gehouden. Achteraf, nadat een bevestigingsonderzoek was gedaan, is overigens gebleken dat er geen reden was voor een sanctie. Klager is van mening dat de directeur direct onderzoek had moeten laten verrichten naar hetgeen was gesteld omtrent het bezoek
aan de tandarts. De grond voor de ordemaatregel, te weten vluchtgevaar, is volgens klager onvoldoende. Hij verwijst naar een eerdere uitspraak van de beroepscommissie, waarin wordt aangegeven dat er wel aanwijzingen dienen te zijn voor vluchtgevaar.
Volgens klager was er geen sprake van dergelijke aanwijzingen. Klager had al eerder verlof gehad en is steeds (tijdig) daarvan teruggekeerd. De mededeling van de betreffende beslissing is overigens niet tijdig aan verzoeker uitgereikt. Alleen al om die
reden zou het beklag – op formele gronden – gegrond moeten worden verklaard. Klager is van mening dat hem een tegemoetkoming moet worden toegekend. Hij denkt daarbij aan toekenning van bijvoorbeeld drie dagen extra verlof.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur was verrast toen hij over klager een verslag ontving met betrekking tot door hem gebruikte opiaten. De directeur heeft naar aanleiding van die uitslag de medische dienst geraadpleegd en kreeg te horen dat er niets bekend was wat een
positieve uitslag kon veroorzaken. Klager heeft aangegeven medicatie te hebben gebruikt buiten de inrichting, welke medicatie hij niet van de inrichting had ontvangen. Aan klager is vervolgens de gang van zaken uiteengezet en de directeur heeft klager
daarbij gewezen op de mogelijkheid van een herhalingsonderzoek. Klager heeft dat onderzoek ook aangevraagd. Op dat moment was voor de directeur nog niet duidelijk dat klager bij de inrichtingstandarts was geweest. De betreffende ordemaatregel is
opgelegd omdat, als gedetineerden weet hebben van een overplaatsingsadvies, de kans bestaat dat zij zich onttrekken aan de detentie. Dat is in een inrichting als Maashegge eenvoudiger dan bij normaal beveiligde inrichtingen. Klager is op een bepaald
moment vanuit de afzonderingscel teruggeplaatst naar zijn eigen kamer. Nadat de uitslag van het herhalingsonderzoek bekend was, is door de directeur een compensatie voorgesteld. Klager wenste niet akkoord te gaan met de aangeboden extra dag.

3. De beoordeling
Bij klager is op 25 januari 2010 urine afgenomen na terugkomst van het weekeindverlof. Op 27 januari 2010 is hem de uitslag medegedeeld en is verslag opgemaakt en aangezegd naar aanleiding van die uitslag, die een positief resultaat te zien gaf op het
gebruik van opiaten. Op 27 januari 2010 omstreeks 09.20 uur is het verslag afgehandeld door de directeur en is aan klager de onderhavige ordemaatregel opgelegd. De mededeling van die ordemaatregel is vervolgens op 28 januari 2010 om 09.10 uur aan
klager
uitgereikt. Nu tussen het nemen van de beslissing door de directeur en de uitreiking van de mededeling daarvan minder dan 24 uur is verstreken is die uitreiking nog tijdig geschied. Er is daarom geen grond om het beklag op formele redenen gegrond te
verklaren.

Waar door en namens klager is gesteld dat de directeur onvoldoende onderzoek zou hebben verricht en deze dus niet tot de bestreden beslissing had mogen komen, geldt dat er – gelet op hetgeen klager bij de urinecontrole en bij de afhandeling van het
verslag door de directeur naar voren heeft gebracht – onvoldoende aanleiding was voor de directeur om te onderzoeken of de inrichtingstandarts bij klager een middel had ingespoten dat tot een positieve uitslag bij de urinecontrole had kunnen leiden.
Gelet daarop was beslissing tot oplegging van de ordemaatregel niet onredelijk of onbillijk. Dit mede bezien in het licht van de omstandigheid dat in een inrichting met een (zeer) beperkt beveiligingsniveau de reële kans aanwezig is, dat een
gedetineerde die weet heeft van een voorstel tot overplaatsing zich aan de verdere tenuitvoerlegging van de detentie zal ontrekken. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven