Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0733/JV, 10 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/733/JV

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Klaas, namens

[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 12 maart 2010 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 mei 2010, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], juridisch medewerker bij de dienst justitiële jeugdinrichtingen en de selectiefunctionaris, [...].
Hoewel voor vervoer van klager naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman heeft bericht dat klager liever naar een gepland sollicitatiegesprek gaat. Klagers raadsman heeft daarbij aangegeven eveneens
niet
ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft geweigerd een machtiging te verlenen voor incidenteel verlof om een besnijdenis bij te wonen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zit in een Pij behandeling in de j.j.i. Den Hey-Acker. Het gaat erg goed, hij is onlangs van de gesloten naar de open/besloten groep gegaan. Klager heeft regelmatig en op verschillende plekken verlof gehad. Deze zijn allen zonder incidenten
verlopen. Klager heeft het liefst verlof bij zijn ouders in Honselerdijk. Het openbaar ministerie wil daar niet aan omdat klager het slachtoffer tegen het lijf zou kunnen lopen. Klager heeft daarom zijn eerdere verloven op andere plaatsen doorgebracht.
De j.j.j. was bereid klager, desnoods een uurtje, onder begeleiding bij de besnijdenis in Bergen op Zoom aanwezig te laten zijn. Het afwijzen van dit verzoek is niet in het belang van klager, noch zijn behandeling.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Ingevolge artikel 34, tweede lid van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) vormt het willen bijwonen van een besnijdenisfeest in beginsel geen reden voor het verlenen van incidenteel verlof. In de onderhavige zaak is verder door het openbaar
ministerie een executie-indicator afgegeven. Dit betekent dat het openbaar ministerie ten aanzien van alle verlofaanvragen geraadpleegd moet worden. Het openbaar ministerie heeft tot op heden negatief geadviseerd ten aanzien van verlofaanvragen in de
thuisregio, in verband met mogelijke slachtofferconfrontatie en de te verwachten mogelijke maatschappelijke commotie in verband met het gepleegde delict.
Het gegeven dat het bijwonen van een besnijdenisfeest geen onverwachte gebeurtenis in de persoonlijke levenssfeer van de jeugdige is, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, in combinatie met het negatieve advies van het openbaar ministerie, heeft
tot afwijzing van het gevraagde verlof geleid.

3. De beoordeling
De directeur kan ingevolge het bepaalde in artikel 30, eerste lid, Bjj met machtiging van Onze Minister een jeugdige die in een inrichting verblijft op grond van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, anders dan
bedoeld in artikel 29, eerste lid, Bjj in de gelegenheid stellen de inrichting te verlaten bij wijze van verlof.
Ingevolge het eerste lid van artikel 32 van het Reglement justitiële jeugdinrichtingen (Rjj) kan aan de jeugdige incidenteel verlof worden verleend in verband met onverwachte gebeurtenissen of omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer van de
jeugdige waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat gebeurtenissen of omstandigheden als bedoeld in het eerste lid onder andere zijn: a. het in levensgevaar verkeren van een relatie, b. het overlijden of
de begrafenis van een relatie, c. het niet in staat zijn om naar de inrichting te reizen van een relatie, d. de bevalling van de partner.
De door klager aangevoerde reden, het bijwonen van een besnijdenisfeest, staat hierbij niet vermeld. Uit de formulering van dit artikel, alsmede uit de reactie van de Minister op het beroepschrift, kan worden afgeleid dat de lijst niet limitatief
bedoeld is.
De Minister is van oordeel dat het bijwonen van het besnijdenisfeest geen onverwachte gebeurtenis is in de persoonlijke levenssfeer van de jeugdige waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
De beroepscommissie acht aannemelijk dat het bijwonen van de ceremonie voor klager een grote culturele en emotionele betekenis heeft. De aard van een detentie heeft tot gevolg dat een gedetineerde in beginsel niet kan deelnemen aan ceremonies buiten de
inrichting, ook al bestaat vanuit geloofsovertuiging een dringende noodzaak deze te volgen. Echter, uit de stukken blijkt dat de inrichting positief staat tegen het verlenen van een begeleid incidenteel verlof. De behandelcoördinator geeft aan dat
eerdere verloven goed zijn verlopen en het, met het oog op de resocialisatie, van belang is dat de contacten van klager met zijn familie geïntensiveerd worden. Het betreft een bezoek in Bergen op Zoom. Klager heeft reeds enkele malen verlof gehad in de
regio Breda, hetgeen niet tot problemen heeft geleid. Ook ligt Bergen op Zoom verder weg van Honselersdijk dan Breda waar klager wel op verlof mocht van de selectiefunctionaris. Afgesproken is dat klager onder begeleiding blijft en uiterlijk om 23.00
uur terug moet zijn in de inrichting. Het openbaar ministerie adviseert negatief door een enkele verwijzing naar een gegeven negatief advies op 1 augustus 2009. Nieuwe feiten en omstandigheden blijken daarbij niet te zijn meegewogen.
Gelet op het voorgaande moet de beslissing tot de weigering van de Minister om de directeur van genoemde j.j.i. te machtigen tot het verlenen van incidenteel verlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden
genoemd. Daarom is het beroep gegrond en moet deze beslissing worden vernietigd.
Nu de rechtsgevolgen van de beslissing van de Minister niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie een tegemoetkoming vaststellen. Deze tegemoetkoming zal, gehoord de Minister, worden vastgesteld op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de beslissing van de Minister.
Zij stelt de tegemoetkoming voor klager vast op € 10,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. B.J. de Jong, voorzitter, R. van Benthem RA en drs. B. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 10 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven