Nummer: 10/1339/GB
Betreft: [klager] datum: 10 augustus 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 mei 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het PPC (penitentiair psychiatrisch centrum) locatie Maastricht ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 6 juli 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Breda. Op 11 maart 2010 is hij overgeplaatst naar het PPC locatie Maastricht.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De directeur heeft aangegeven dat klagers verblijf in het h.v.b. niet langer gewenst is, omdat hij op grond van zijn functioneren meer begeleiding en zorg nodig zou hebben. Dat zou de gedragsdeskundige hebben gezegd. Noch in het h.v.b. noch elders is
een gedragsdeskundige bij klager langs geweest. De werkelijke reden zal zijn dat klager een aantal brieven heeft gestuurd over door het afdelingshoofd achtergehouden spullen van klager. Deze blijken te zijn gestolen en klager heeft aangegeven dat aan
te
kunnen tonen. Klager wacht ook daarin nog steeds op een reactie.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager keerde terug uit het Pieter Baan Centrum en stelde zich dusdanig op dat een langer verblijf in het h.v.b. Breda onwenselijk werd geacht en specifieke begeleiding werd geïndiceerd. Door de psycholoog werd klager geïndiceerd voor plaatsing in een
PPC, dit omdat klager een psychotische indruk maakte, waarbij zijn gedrag antisociaal gekleurd is. Plaatsing op een gestructureerde afdeling met weinig prikkels werd noodzakelijk geacht.
4. De beoordeling
4.1. Het PPC locatie Maastricht is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (verder te noemen: de Regeling) bepaalt dat in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie:
a. in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd;
b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.
De memorie van toelichting geeft aan dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van artikel 14
van de Pbw).
4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen.
In de memorie van toelichting bij artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de
behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”
4.4. In de selectiebeslissing en de beslissing op bezwaar geeft de selectiefunctionaris uitsluitend aan dat hij naar aanleiding van gedragskundige informatie en advies van oordeel is dat een langer verblijf in het reguliere regime niet gewenst is en
dat klagers functioneren meer begeleiding en medische zorg conform het PPC-regime vereist. In de reactie in beroep neemt de selectiefunctionaris uitsluitend de tekst uit het selectieadvies over en gaat bovendien niet in op hetgeen klager in beroep
aanvoert.
Daarnaast is de beroepscommissie van oordeel dat het selectieadvies - voornamelijk de manier waarop dit kennelijk tot stand is gekomen, namelijk zonder enige, blijkens de memorie van toelichting, vereiste screening en indicatiestelling - onvoldoende
grond biedt om aan te kunnen nemen dat het noodzakelijk is dat klager in een PPC geplaatst wordt.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris dient wegens een gebrek aan motivering dan ook te worden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van
deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.A.G. Rutten, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 10 augustus 2010
secretaris voorzitter