Nummer: 10/1196/GB
Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 21 april 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) locatie Havenstraat te Amsterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 6 augustus 2009 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. locatie Havenstraat te Amsterdam. Op 3 november 2009 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. penitentiaire inrichting (p.i.) Almere.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Bij het personeel van p.i. Almere is niet bekend dat klager in de vorige inrichting personeel zou hebben willen gijzelen. Klager heeft jaren op lijst 1, extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden, gestaan. Hij is ook gedetineerd geweest in de extra
beveiligde inrichting (e.b.i.) te Vught. Als klager daadwerkelijk personeel zou willen gijzelen was er waarschijnlijk een andere procedure gevolgd. Klagers wordt nu vervoerd met normaal transport. Klager zit nu een jaar in voorarrest op verdenking van
het bezit van een handgranaat en voorbereiding van een liquidatie. De gijzelingsinformatie is absoluut nonsens, omdat er anders wel andere maatregelen genomen waren. Klager is van mening dat zijn terugplaatsing naar de goed beveiligde inrichting p.i.
Amsterdam Over-Amstel niet geweigerd kan worden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In het selectieadvies van de p.i. Almere van 7 april 2010 is aangegeven dat klager teruggeplaatst wil worden naar de locatie Havenstraat te Amsterdam. Destijds heeft klager in de locatie Havenstraat voor problemen gezorgd en dat heeft tot gevolg gehad
dat klager is geplaatst in de p.i. Almere. De directeur van de p.i. Almere heeft negatief geadviseerd. Ook het Openbaar Ministerie heeft bezwaar tegen klagers terugplaatsing naar de locatie Havenstraat.
Klager zit in een goed beveiligde setting en op een acceptabele reisafstand van Amsterdam. Uit niets blijkt dat er bijzondere situaties zijn die plaatsing elders in Amsterdam noodzakelijk maken. De selectiefunctionaris ziet dan ook geen reden om klager
terug te plaatsen. Gezien het beveiligingsniveau is de locatie Havenstraat niet de meeste juiste plek. De selectiefunctionaris is van mening dat op basis van de huidige informatie en ook van de adviezen van het Gedetineerden Recherche Informatie Punt
(GRIP) terugplaatsing geen goede keuze zou zijn.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van plaatsing in een gevangenis, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Uit de stukken blijkt dat klager bezwaar heeft gemaakt tegen zijn overplaatsing van de locatie Havenstraat naar de p.i. Almere. De selectiefunctionaris heeft dit bezwaar ongegrond verklaard en tegen deze beslissing geen beroep aangetekend.
Klager heeft nadien geen nieuwe argumenten aangevoerd tegen een voortgezette detentie in de p.i. Almere. Klagers argument dat zijn bezoekers hem gemakkelijker kunnen opzoeken als hij in Amsterdam is gedetineerd wordt niet met feitelijke gegevens
onderbouwd.
De Officier van Justitie heeft aangegeven geen reden te zien om te twijfelen aan de aanleiding om klager over te plaatsen naar de p.i. Almere. De Officier van Justitie heeft derhalve bezwaar tegen de terugplaatsing van klager naar de locatie
Havenstraat. Daarnaast is Almere vanuit Amsterdam goed bereikbaar, zodat het voor klagers familie en kennissen niet zeer moeilijk is om hem daar te bezoeken.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt
4.3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.A.G. Rutten
voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 augustus 2010
secretaris voorzitter