Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0060/GM, 3 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/60/GM

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Noord-Holland, locatie Zaandam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 31 december 2009 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 april 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam-Overamstel, zijn namens de inrichtingsarts[...] en [...], respectievelijk waarnemend hoofd van de medische dienst en verpleegkundige, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 oktober 2009, betreft het niet adequaat behandelen van de klachten, te weten hoofdpijn en frequente bloedneuzen, door de medische dienst.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager wordt verkeerd behandeld. Hem wordt enkel een zetpil aangeboden voor de bloedneuzen waar hij last van heeft. Die medicatie werkt niet voor de hoofdpijn en de bloedneuzen. Hij wil graag aandacht en behandeling voor zijn ziekte.

Namens de inrichtingsarts is het volgende naar voren gebracht. Verzoeker is bij de medische dienst bekend in verband met (onder meer) hoofdpijnklachten en het regelmatig voorkomen van bloedneuzen. Hij krijgt daarvoor pijnstillende medicatie verstrekt.
Omdat die medicatie (NSAID’s) bijwerkingen opleverden, is besloten daarmee te stoppen. Hem wordt daarom paracetamol verstrekt. Klager is verwezen naar de neuroloog van het AMC voor verdere behandeling van zijn klachten.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat door of namens de inrichtingsarts onzorgvuldig zou zijn gehandeld bij het stellen van een diagnose of de daarop volgende behandeling van klager. Daarbij weegt de beroepscommissie
mee dat, hoewel de inrichtingsarts daartoe voldoende pogingen heeft gedaan, over klager geen toetsbare (medische) informatie verkrijgbaar was om klagers stelling met betrekking tot zijn aandoening te onderbouwen. Ook is voldoende aannemelijk geworden
dat klager op korte termijn na het bekend worden van zijn klachten voor verdere behandeling is doorverwezen naar een specialist (neuroloog).
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, dr. J.G.J. de Boer en drs. J.H.A.C.M. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 3 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven