Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0680/GA, 2 augustus 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-08-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/680/GA

betreft: [klager] datum: 2 augustus 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2010, gehouden in penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. M.A. Westendorp en [...], directeur bij de locatie Zoetermeer.

Klagers raadsman heeft ter zitting meegedeeld dat klager niet ter zitting zal verschijnen en dat hij namens klager het woord zal voeren.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager een disciplinaire straf is opgelegd van een dag opsluiting in een strafcel en daarbij hardhandig is aangepakt door het personeel, waardoor hij gewond is geraakt.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 15,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft het verslag waarin sprake is van verontschuldigingen verkeerd geïnterpreteerd. Voor de goede orde is de medewerker een dag later met klager in gesprek gegaan om uit te leggen dat het toegepaste geweld niet persoonlijk was,
maar
ter bescherming van alle betrokkenen. Verontschuldigingen zijn uitgesproken in de zin van: ‘jammer dat het zo is gelopen’. Klager heeft aangegeven dat hij wel begreep dat het personeelslid in deze situatie zo heeft gehandeld.
In de strafmaat is voldoende rekening mee gehouden met het feit dat klager niet degene was die de vechtpartij is gestart. Dit is achteraf gebleken. Het is niet juist dat klager niet gevochten zou hebben. Het personeel probeerde beide gedetineerden in
bedwang te houden en beiden boden hierbij veel weerstand en reageerden niet op de interventie van het personeel. Beide gedetineerden wisten elkaar nog flink te raken. Ook klager deelde gerichte klappen en trappen uit.
Fysiek geweld is toegepast, omdat klager niet wilde meewerken aan het beëindigen van de vechtpartij en het overbrengen naar de afzonderingscel. Het is heel vervelend dat hierbij klagers schouder uit de kom is geraakt. Dit is gebeurd toen klager zich
verzette, terwijl de nekklem was aangebracht.
De directeur heeft het verslag getoetst bij meerdere medewerkers die aanwezig waren bij de calamiteit, waaronder het coördinerend afdelingshoofd. Allen hebben de situatie beschreven zoals in het schriftelijke verslag staat vermeld. Het verslag is naar
waarheid opgemaakt. Hieruit volgt dat het op ambtseed is opgemaakt.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De verklaringen van de medegedetineerden [A.] en [B.] zijn duidelijk over het gedrag van de medewerkers. Het was niet nodig zo te handelen. De vechtpartij was al over.
De p.i.w.-er [C] heeft verklaard dat hij zijn verontschuldigingen heeft aangeboden. Er is kennelijk iets misgegaan en daarom heeft hij zijn excuses aangeboden. Ook de beklagcommissie heeft dit gezien en haar beslissing, dat er disproportioneel geweld
is
toegepast, mede daarop gebaseerd.
Uit het verslag volgt dat klager is vastgehouden door p.i.w.’ers terwijl medegedetineerde [D]. hem sloeg en zij [D] dus kennelijk onvoldoende in bedwang hielden. Klager wilde zich verdedigen.
De verklaringen zijn niet op ambtseed opgemaakt. Dat staat nergens vermeld.
Het is niet juist dat klager niet reageerde op de p.i.w.’ers. Hij werd echter door hen vastgehouden en in zijn gezicht geslagen door medegedetineerde [D]
De inrichting heeft onvoldoende gedaan om klager te beschermen, heeft zelfs medegedetineerde P in staat gesteld om klager te mishandelen.
Niet uit te leggen valt waarom klager wordt afgevoerd, terwijl expliciet is erkend dat klager niet de vechtpartij is begonnen en zich verdedigde. Dit staat immers in het rapport.
Het feit dat er een schouder uit de kom is geschoten, geeft aan dat er sprake is van buitensporig geweld van de zijde van de inrichting.
Klager was genoodzaakt om zich te gedragen zoals hij heeft gedaan toen [D] hem had aangevallen en onder toeziend oog van de medewerkers opnieuw aanviel. Onder die omstandigheden houdt verdedigen ook in een trap geven ter afwering, zie Tekst en
Commentaar Strafrecht over noodweer.
De beslissing om klager op strafcel te plaatsen, is op onjuiste gronden gebaseerd, te weten het vechten met een medegedetineerde.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat klager een disciplinaire straf is opgelegd van een dag opsluiting in de strafcel in verband met het vechten met een medegedetineerde.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat klager zich niet louter heeft verdedigd, maar ook zelf heeft uitgehaald en gericht heeft geslagen en getrapt, waarvoor geen enkele reden, laat staan noodzaak aannemelijk is geworden. Voorts
heeft klager zich verzet toen het personeel de partijen uit elkaar wilde halen en heeft het personeel gepast geweld moeten gebruiken om de vechtpartij te beëindigen en klager over te brengen naar de strafcel, waartegen klager zich wederom heeft verzet.
Dat bij de toepassing van het geweld letsel bij klager is ontstaan, is door de inrichting betreurd. Alleen de vorm waarin dit is geschied, aangeduid met ‘we hebben elkaar verontschuldigen gemaakt’ is ongelukkig gekozen en heeft voor verwarring gezorgd.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing om klager ter zake een disciplinaire straf van één dag opsluiting in de strafcel op te leggen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en dat in de strafmaat
voldoende rekening is gehouden met het feit dat klager niet degene is die de vechtpartij is begonnen.
De beroepscommissie acht het beroep van de directeur gegrond en zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond zal verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, dr. mr. L.M. Moerings en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 augustus 2010

secretaris voorzitter

Naar boven