nummer: 10/1666/GV
betreft: [klager] datum: 27 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 11 juni 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. J.M.J.H. Coumans, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Bij de oplegging van de straf heeft de rechter rekening gehouden met het feit dat klager kort na zijn invrijheidsstelling heeft gerecidiveerd. Door dit als reden op te voeren voor de weigering van het
verlof, is er sprake van een dubbele bestraffing.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft tijdens zijn vorige detentie in 2007 het TR-traject gevolgd. Direct na zijn invrijheidsstelling pleegt klager wederom strafbare feiten. Dit resulteerde in zijn huidige
detentie. Er wordt een TR-traject voorgesteld met allerlei interventies. Er zijn twijfels bij klagers motivatie. Tevens is onduidelijk of klager zal gaan meewerken aan de voorgestelde interventies. In de beslissing heeft de Minister het advies van het
openbaar ministerie en de inrichting zwaar laten meewegen. De Minister heeft geen vertrouwen in een goede afloop van het toe te kennen verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring (h.v.b) Amsterdam-Over Amstel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Het openbaar ministerie heeft bezwaar tegen verlofverlening. De politie heeft geen bezwaar.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Zijn fictieve einddatum valt op of omstreeks 17 maart 2011.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit het advies van de directeur van het h.v.b. Amsterdam-Over Amstel komt naar voren dat klager een zeer uitvoerig strafblad heeft met enkele veroordelingen tot een gevangenisstraf voor drugsdelicten van vijf respectievelijk zes jaren. Na de laatste
detentie is klager opnieuw veroordeeld voor een drugsdelict. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de politie, een afwijzing van
klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 juli 2010
secretaris voorzitter