Nummer: 10/1235/GB
Betreft: [klager] datum: 23 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.E. Helder, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 23 april 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Klager is, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.E. Helder, op 14 juli 2010 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en hem in de penitentiaire inrichting Haarlem (huis van bewaring, hierna: h.v.b. Haarlem) te
plaatsen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 28 maart 2007 gedetineerd. Hij is geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 29 januari 2010 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de PIA Haarlem. Op 10 maart 2010 is beslist tot beëindiging van
deelname aan het p.p. en op dezelfde datum is hij geplaatst in het h.v.b. Haarlem.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Hij nam deel aan een penitentiair programma (p.p.) en was onder elektronisch toezicht geplaatst. Hij wachtte al meer dan vijf weken op een uitkering. Omdat hij reiskosten moest maken voor zijn dagbesteding, kwam hij in financiële problemen. Hij heeft
bij iedereen zijn hand opgehouden. Ook bij zijn moeder en zij heeft het ook niet breed.
Door tegen de reclasseringswerker te zeggen dat hij drie automatische geweren had verkocht, waar hij € 1.000,= aan zou kunnen verdienen, hoopte hij druk uit te oefenen en alsnog de uitkering te krijgen. Het was grootspraak, bedoeld om gehoord te
worden.
Het p.p. verliep goed. Als dagbesteding werkte hij onbetaald drie dagen per week bij een bestratingbedrijf dat gevestigd is in Purmerend.
Voor zijn detentie - hij zit een straf van vijf en een half jaar uit voor een beroving met vuurwapens - werkte klager al als stratenmaker, maar er is veel veranderd. Tegenwoordig wordt er met machines gewerkt en bij het bestratingbedrijf leerde hij
daarmee werken en kon hij certificaten behalen.
Klager moet nog vier maanden zitten en wil graag weer in een p.p. worden geplaatst. Hij kan weer aan de slag bij het hetzelfde bedrijf en ook bij een ander bestratingbedrijf kan hij terecht. Er is nu, anders dan in maart, volop werk.
Klagers bezwaarschrift is volstrekt ongemotiveerd afgewezen. Feiten en omstandigheden zijn niet meegewogen. Er is niet doorgevraagd.
De maatschappij is er niet mee gediend als klager zonder een p.p. te volgen in vrijheid wordt gesteld.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers p.p. is beëindigd, omdat hij in een gesprek met zijn begeleider van de reclassering heeft aangegeven een drietal zware vuurwapens te hebben doorverkocht. Vervolgens is klager uitgenodigd voor een gesprek bij de PIA Haarlem en is besloten het
verblijf stop te zetten.
Van het voorval is aangifte gedaan bij de politie, die heeft laten weten dat er geen nieuwe strafzaak komt. Ook al komt het niet tot een nieuwe straf, de gedane uitlatingen - die door klager niet worden ontkend - vormen een ernstige overtreding
van de regelgeving in het p.p. en het vertrouwen in de daarmee samenhangende vrijheden.
De verantwoordelijkheid voor de vertraging van de uitkering ligt bij de gemeentelijke instantie. De selectiefunctionaris beoordeelt of er een juiste invulling wordt gegeven aan de aangeboden vrijheden en of het handelen hiermee wordt
gerechtvaardigd. Hiervan kan geen sprake zijn. De mening van de advocaat dat volstaan had kunnen worden met een waarschuwing wordt niet gedeeld.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Klager heeft aan de reclasseringsmedewerker, die hem in zijn p.p. begeleidde, meegedeeld dat hij drie automatische geweren had verkocht en derhalve een strafbaar feit had gepleegd, hetgeen in strijd is met de algemene voorwaarde als vermeld
onder artikel 9, eerste lid aanhef en onder c, Pm. In dit licht gezien is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om vervolgens klagers p.p. beëindigen op goede gronden rust. Derhalve zal zij het beroep ongegrond
verklaren.
Dat, zoals blijkt uit de brief van de reclassering van 5 juli 2010, uit gesprekken met klagers familie volgde dat klager, zoals hij ook zelf heeft aangegeven, de verkoop van vuurwapens had verzonnen om druk uit te oefenen bij de reclassering - klager
had al weken geen uitkering - was ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet bekend en kan wellicht mee worden gewogen bij de beoordeling van een nieuw verzoek van klager om aan een p.p. deel te nemen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 juli 2010
secretaris voorzitter