Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0977/GM, 23 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:23-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/977/GM

betreft: [klager] datum: 23 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 30 maart 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager, met gebruikmaking van een tolk Farsi via de tolkentelefoon, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan voormeld Detentiecentrum heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 december 2009, betreft het gegeven dat de medische dienst onvoldoende aandacht voor klagers medische problemen heeft en hij niet door een arts wordt gezien.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager zit ruim vijf maanden in detentie maar zijn pijn en overige klachten zijn niet afgenomen. De artsen schrijven het toe aan het gebruik van medicijnen en aanverwante stoffen. Klager wil onderzocht worden door een onafhankelijke medicus.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt als volgt. Klager is in eerste week van zijn verblijf in Dordrecht (vanaf 7 november 2009) drie dagen achtereen bij de
huisarts geweest, daarna kwam hij wekelijks.
Klager heeft zijn pijnklachten rond 29 november 2009 gemeld. Hij is bij de huisarts geweest en is daarna om de paar dagen in het overleg besproken. Vanaf 21 december 2009 is klager dagelijks door arts gezien in verband met zijn hongerstaking.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting, is de beroepscommissie gebleken dat klager meermalen door de inrichtingsarts is gezien. Niet is gebleken dat de inrichtingsarts inadequaat op klagers klachten zou hebben gereageerd. De beroepscommissie is
van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts daardoor niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat het voldoende aannemelijk is geworden dat de inrichtingsarts de
klachten van klager serieus heeft genomen en hierop adequaat heeft gereageerd. Dit klemt te mee,r nu klager het ontbreken van een adequate behandeling en het niet verstrekken van de gewenste medicatie onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd.
Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 23 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven