Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1980/GV, 20 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1980/GV

betreft: [klager] datum: 20 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.C. van Bunnik, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 7 juli 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Op 1 februari 2010 is klagers vader in Suriname overleden. Een eerder gedaan verzoek de voorlopige hechtenis te schorsen is door de rechtbank afgewezen. Klager meent dat hij op een waardige wijze
afscheid van zijn vader zou moeten kunnen nemen. Hij wil enige steun geven aan zijn moeder en overige familieleden. Klagers moeder lijdt eronder dat zij het verdriet van het overlijden van haar man niet met klager kan verwerken. Klagers moeder
verblijft
voor twee weken in Nederland. Klagers aanwezigheid bij zijn familie is noodzakelijk voor de gemoedsrust van klager en zijn moeder.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van drie dagen, omdat zijn moeder enkele weken naar Nederland komt om samen met familieleden het overlijden van haar man te
verwerken. Klager heeft aangegeven graag bij de familiebijeenkomst aanwezig te zijn om de rouwverwerking af te sluiten. De regeling tijdelijk verlaten van de inrichting biedt geen ruimte om klager hiervoor strafonderbreking te verlenen. Ook is de
noodzakelijke aanwezigheid van klager niet aangetoond. Er zijn andere mogelijkheden om als familieleden bijeen te komen, bijvoorbeeld in de inrichting waar klager verblijft. Uiteraard dient dit in overleg te geschieden met de inrichting, maar er zullen
zeker extra bezoekmogelijkheden zijn om tot een zekere rouwverwerking te komen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Lelystad heeft positief noch negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De Officier van Justitie heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen verlofverlening. De psycholoog ondersteunt het
verzoek om strafonderbreking, omdat dat in het belang is van het welzijn van klager.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De fictieve einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 10 juni 2012.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat
niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking eveneens worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende ouder. Klager heeft verzocht om
strafonderbreking teneinde zijn moeder en overige familieleden te ondersteunen bij de rouwverwerking naar aanleiding van het overlijden van klagers vader op 1 februari 2010.

Nog daargelaten dat alleen onherroepelijk veroordeelden in aanmerking kunnen komen voor strafonderbreking en de veroordeling van klager nog niet onherroepelijk is, stelt de beroepscommissie vast dat geen sprake is van een in de Regeling genoemde
omstandigheid, op grond waarvan strafonderbreking kan worden toegekend. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond
worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 20 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven