Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1277/GM, 5 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:05-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1277/GM

betreft: [klager] datum: 5 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I. Vreeken, advocaat te Zutphen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 22 april 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, met gebruikmaking van een tolk Frans via de tolkentelefoon, [...], hoofd medische dienst, namens de inrichtingsarts, en
[...], unit-directeur bij voormeld detentiecentrum.
Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 22 februari 2010, betreft het niet adequaat behandelen van klagers met voetbal bezeerde hand.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd.
Klager heeft op 15 februari 2010 met voetbal zijn hand bezeerd. Zijn hand is niet goed onderzocht. Door de vreemde stand van een van de vingers had toen al geconstateerd moeten worden dat er mogelijk sprake van een breuk was. Klager heeft geen coldpack
gekregen. Er is geen nader onderzoek verricht toen klager die dag voor de 2e maal klaagde over pijn. Op 16 februari 2010 is hij niet bezocht door de medische dienst, klager heeft er om moeten vragen. Na het constateren van een vermoedelijke breuk heeft
de verpleegkundige niet meteen de inrichtingsarts ingeschakeld, maar klager op het artsenspreekuur van 17 februari 2010 gezet. Er zijn geen excuses aangeboden voor dit handelen, noch voor het feit dat klager lang met pijn heeft gelopen.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Onder verwijzing naar eerdere overgelegde stukken voert het hoofd medische dienst aan dat klagers hand op 15 februari 2010 wel is onderzocht door de medische dienst, maar dat vanwege de zwelling is aangegeven eerst te koelen met een coldpack. Dit heeft
klager meteen gekregen. Tevens is hem paracetamol verstrekt. Later op de dag had klager nog steeds last en is hem weer een coldpack en paracetamol verstrekt. Klager had geplaatst moeten worden op de verpleegkundigenagenda, opdat hij de volgende dag
bezocht zou worden door de medische dienst. Dit is niet gebeurd, waardoor er geen controle is uitgevoerd. De paracetamol is hem op 16 februari 2010 door p.i.w.-ers verstrekt. Pas nadat klager later op die dag een gesprek had met de psycholoog waarbij
hij aangaf pijn te hebben, is hij bij de medische dienst terecht gekomen. Om 17.00 uur kreeg de medische dienst de melding door. Er was geen sprake van een spoedindicatie. Klager is geplaatst op het spreekuur van de arts op 17 februari 2010. Klager is
die dag verwezen naar het ziekenhuis waar bleek dat zijn middelvinger gebroken was. Na vijf weken gips heeft klager nog wat beperkingen. De arts heeft aangegeven dat het een aantal maanden kan duren voor de hand van klager weer normaal functioneert.
De tekortkomingen worden onderkend. Er zijn excuses aangeboden aan klager en deze zijn door klager geaccepteerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de gebruikelijke procedure, inhoudende dat klager op de lijst van de verpleegkundige gezet werd, niet is gevolgd. Hierdoor is klager niet op 16 februari 2010 bezocht door een verpleegkundige van de medische dienst. De
medische dienst heeft de tekortkoming van meet af aan erkend en klager daarvoor excuses aangeboden. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Op het moment dat de medische dienst via de psycholoog vernam dat klager nog steeds pijn had, is hij op het eerst mogelijke spreekuur van de arts gezet, die hem meteen heeft verwezen naar het ziekenhuis. Niet is gebleken dat klager medisch gezien
gevolgen door deze tekortkoming heeft ondervonden. Er zijn dan ook geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 5 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven