Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0986/GM, 12 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/986/GM

betreft: [klager] datum: 12 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,
gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden te Den Haag

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 maart 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 juni 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is klager gehoord.
Klagers raadsman en de forensisch psychiater verbonden aan voormeld PPC hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 december 2009, betreft het medicatiebeleid van de forensisch psychiater (specifiek het niet voorschrijven van benzodiazepines).

2. De standpunten van klager en de forensisch psychiater
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Klager lijdt sinds ongeveer 10 jaar aan een geestesziekte, waarvoor hij medicijnen krijgt voorgeschreven, laatstelijk in 2008 door een arts in Frankrijk. De forensisch psychiater heeft de medicatie gestopt. Klager kreeg 3x diazepam 10 mg, seroquel 100
mg en nexium 20 mg. Klager krijgt alleen nog seroquel voorgeschreven. Hij krijgt hierdoor problemen. Klager wil diazepam.

De forensisch psychiater heeft zijn standpunt, zoals op 2 maart 2010 ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht. Dit standpunt luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.
Bij aanvang van de tweede detentie op 24 december 2009 was klager zonder diazepam en seroquel. De impulscontroleproblemen bij klager vormden een sterke contra-indicatie voor benzodiazepine. Een lage dosering antipsychoticum kan stabiliserend werken.
Hierom is gestart met seroquel 1 x d.d. 100 mg. Hierop volgde aanvankelijk escalatie in agressie omdat hij zijn benzodiazepines niet kreeg. Na uitgebreide onderhandelingen ontstond vanaf januari 2010 een stabiele periode zonder acting-outgedrag. De
huidige dosering van seroquel is 2 x d.d.100 mg. Het medicatiebeleid blijft ongewijzigd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie maakt uit de reactie van de forensisch psychiater, verbonden aan voormeld PPC, de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting op dat er bij binnenkomst van klager in het PPC geen indicaties aanwezig waren klager diazepam te
verstrekken. Wel bleken er contra-indicaties aanwezig te zijn, gelegen in de impulscontroleproblemen. De situatie is sedertdien niet gewijzigd. De aan klager verstrekte medicatie blijkt goed te werken. Wel is het de beroepscommissie gebleken dat het
klager niet duidelijk was geworden waarom door de psychiater is besloten tot de medicatieverstrekking als thans aan de orde. Ter zitting heeft klager desgevraagd aangegeven dat het hem nu duidelijk is dat de door hem gewenste diazepam niet tot het
beoogde resultaat zou hebben geleid.

De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de forensisch psychiater niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve
ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, dr. M. Kooyman en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven