Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1243/GM, 7 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1243/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum Noord-Holland te Zaandam,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 maart 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 23 juni 2010 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam.
Klager, wiens bewaring op 26 mei 2010 is opgeheven en van wie geen adres bekend is, is niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan het Detentiecentrum voormeld, heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 27 november 2009, betreft het gegeven dat klager nog klachten heeft.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij zijn dossier nogmaals wil bekijken. Hij verzoekt hem te helpen opdat hij snel naar het ziekenhuis kan. Hij is heel erg ziek en heeft veel pijn.

De inrichtingsarts heeft naar aanleiding van het ingestelde beroep aangegeven dat klagers bewaring op 26 mei 2010 is opgeheven. Vanuit de medische dienst is niets meer aan het dossier toe te voegen. In reactie op de ingediende klacht is aangegeven dat
klager vanaf 11 december 2009 geen verzoekbriefjes meer heeft ingeleverd. De verpleegkundige zal navraag doen bij klager.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op basis van het uitgebreide medisch dossier van klager vast dat op 19 augustus 2009 de anamnestische gegevens, namelijk dat bij klager een schrompelnier gediagnosticeerd zou zijn, samen met de op dat moment door klager geuite
klachten van pijnlijke mictie aanleiding hadden moeten vormen voor het (laten) verrichten van verder onderzoek.
Tussen 28 oktober 2009 en 13 november 2009 wordt meermalen geklaagd over pijnlijke mictie en een slappe straal. Eenmaal wordt na onderzoek van de urine met een stick een kuur voorgeschreven voor een aspecifieke urethritis.
Op 13 november 2009 wordt de suggestie gewekt dat de klachten een psychische oorzaak hebben.
Zonder gericht onderzoek naar eventuele lichamelijke oorzaken voor de klachten had deze diagnose niet gesteld mogen worden.
Het handelen van de inrichtingsarts wordt daardoor aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard.
Er zijn geen termen klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 7 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven