Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0736/GB, 6 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/736/GB

Betreft: [klager] datum: 6 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O. Bolluyt, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 5 maart 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 5 oktober 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis Ter Apel. Sedert 8 juni 2010 verblijft hij in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager voert allereerst aan dat zijn huidige identiteitsbewijs is verlopen, maar dat hij inmiddels een aanvraag voor een nieuw paspoort heeft ingediend. Verder stelt klager dat het gratieverzoek en het verzoek tot overplaatsing als twee van elkaar
losstaande procedures moeten worden gezien. Ten derde stelt klager dat hij zich uiteindelijk vrijwillig heeft gemeld vanuit een land waarmee Nederland geen uitleveringsverdrag heeft. Hij had zich aldus kunnen blijven onttrekken, maar heeft zich in het
kader van ‘schoon schip maken’ na een reis van meer dan 11.000 kilometer in Nederland gemeld. Van enig vluchtgevaar dient aldus geen sprake meer te zijn. Tot slot stelt klager dat detentiefasering hem in de gelegenheid stelt zich beter voor te bereiden
op zijn terugkeer in de maatschappij. Iets waar zowel klager als de maatschappij bij gebaat zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De reden van het negatieve besluit ligt in het feit dat uit informatie is gebleken dat klager tussen de dag van de zitting en de dag van de uitspraak naar het buitenland is gevlucht. Klager is uiteindelijk aangetroffen in Zambia. Omdat zijn situatie
daar onhoudbaar werd - hij zat financieel aan de grond en verbleef illegaal in Zambia - heeft hij zich gewend tot de ambassade en het Team Executie Strafvonnissen. Klager is aangeboden op vrijwillige basis en op kosten van de Nederlandse Staat terug te
keren naar Nederland. Het Team Executie Strafvonnissen geeft dan ook een negatief advies aangaande detentiefasering. De Advocaat-Generaal geeft om dezelfde reden een negatief advies. Tevens geeft de Advocaat-Generaal aan dat klager een gratieverzoek
heeft ingediend waarin hij aangeeft zo spoedig mogelijk terug te willen keren naar zijn gezin in Zambia. Zowel de Advocaat-Generaal als het Team Executie Strafvonnissen bestempelen klager als vluchtgevaarlijk.
Ten aanzien van het verlofadres wordt door de politie een positief advies gegeven.
Klager is niet in het bezit van een geldig legitimatiebewijs. Uit het selectieadvies blijkt dat klager alleen een paspoort en geen identiteitsbewijs wil aanvragen. Voor een paspoort komt klager nog niet in aanmerking, omdat hij op de zogenaamde
signaleringslijst staat. De aanvraag van een legitimatiebewijs is niet voldoende, dit dient fysiek in de inrichting aanwezig te zijn.
Het gratieverzoek en het verzoek tot overplaatsing zijn niet los van elkaar te zien. De mededeling dat klager zo spoedig mogelijk terug wil naar Zambia en de negatieve adviezen zijn in strijd met artikel 2a van de Regeling selectie, plaatsing en
overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).
Gebleken is dat klager inderdaad zichzelf heeft gemeld. De reden daarvoor is echter minder vrijwillig dan klagers raadman meldt. Vanuit de informatie is gebleken dat klager zich vanuit een tamelijk uitzichtloze positie heeft gemeld.
Het standpunt dat detentiefasering klager in staat zal stellen zich beter voor te bereiden voor zijn terugkeer in de maatschappij snijdt geen hout nu klager in zijn gratieverzoek heeft laten blijken zo spoedig mogelijk terug te willen keren naar
Zambia.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie stelt het volgende vast. Klager is tussen de zittingsdag bij het hof en de dag van de uitspraak naar het buitenland uitgeweken waar hij enkele jaren heeft verbleven. Klager heeft in een gratieverzoek aangegeven dat hij zo
snel mogelijk terug wil keren naar Zambia. Klager beschikt thans niet over een geldig legitimatiebewijs. Het OM (Team Executie Strafvonnissen en de Advocaat-Generaal) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van detentiefasering voor klager in verband
met
vluchtgevaar. Bovenvermelde feiten en omstandigheden maken dat geoordeeld moet worden dat klager niet geschikt is voor plaatsing in een b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 6 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven