nummer: 10/1522/GV
betreft: [klager] datum: 6 juli 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Welvering, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.J. Welvering om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof (onder begeleiding) afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager diende op 28 mei 2010 te verschijnen bij een zitting van de klachtencommissie van de verslavingszorg Noord Nederland te Groningen in verband met de uitgebreide bespreking van zijn klachten. Het
klaagschrift omvat dertien pagina’s. Klager had circa een maand tevoren aan de locatie Zuyder Bos verzocht om vervoer voor de zitting te regelen. De klachtencommissie heeft tevens het b.s.d. van de locatie Zuyder Bos geïnformeerd. Na overplaatsing van
klager naar de FPA van de GGz Noord-Holland Noord te Heiloo heeft zijn behandelaar van de FPA aan de locatie Zuyder Bos verzocht ervoor zorg te dragen dat klager op 28 mei 2010 kon worden vervoerd naar de zitting. Dit is geweigerd.
Door de raadsman is per faxbericht aangegeven dat klagers aanwezigheid bij de zitting onmisbaar is. Er ligt een groot aantal feitelijkheden aan de klachten ten grondslag en klager is als enige bij machte de details exact te vertellen. De klachten zien
op een lange periode. De stelling van de selectiefunctionaris dat klagers aanwezigheid niet strikt noodzakelijk is, omdat hij zich kan laten vertegenwoordigen door zijn advocaat is onjuist. Alleen klager kan gedetailleerd ingaan op verschillende
feitelijkheden.
De behandeling van de zaak is door de klachtencommissie aangehouden aangezien ook zij het van belang acht dat klager ter zitting aanwezig kan zijn. De procedure is in eerste instantie schriftelijk verlopen. De mondelinge behandeling was juist bedoeld
om
mondeling de nodige duidelijkheid te verschaffen.
Hoewel de zitting van 28 mei 2010 inmiddels niet meer aan de orde is, blijft het beroep van belang. Indien het beroep gegrond wordt verklaard, kan klager alsnog voor de nog in te plannen zitting verlof verkrijgen. Klager heeft voorgesteld hem per EBV
te
vervoeren dan wel onder begeleiding van personeel naar de zitting te gaan. Aangezien die twee voorstellen niet zijn gehonoreerd, had het verzoek tot incidenteel verlof dienen te worden toegewezen.
Het openbaar ministerie had geen bezwaar tegen aanzien van verlofverlening en ook de directeur van de locatie Zuyder Bos heeft een positief advies gegeven.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om een incidenteel verlof (onder begeleiding) om aanwezig te zijn bij een behandeling van een klacht bij de klachtencommissie van de verslavingszorg Noord Nederland. Uit de stukken is niet gebleken dat klager in persoon dient te
verschijnen. Aangezien klager zich kan laten vertegenwoordigen of schriftelijk zou kunnen reageren, is het verzoek afgewezen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Leeuwarden heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlening van incidenteel verlof onder begeleiding.
3. De beoordeling
Klager heeft beroep aangetekend tegen zijn veroordeling in eerste aanleg in verband met gekwalificeerde vermogensdelicten en is thans preventief gehecht. Hij verblijft op grond van artikel 15, vijfde lid, Pbw op de FPA van de GGz Noord Holland Noord te
Heiloo.
Uit artikel 26, vierde lid, Pbw volgt dat de directeur een gedetineerde in de gelegenheid stelt onder door hem te stellen voorwaarden de inrichting te verlaten teneinde een gerechtelijke procedure bij te wonen indien a. de gedetineerde krachtens
wettelijk voorschrift verplicht is voor een rechter of een bestuursorgaan te verschijnen, b. indien de gedetineerde ter zake van een misdrijf moet terechtstaan en c. indien de gedetineerde bij het bijwonen van de procedure een aanmerkelijk belang heeft
en tegen het verlaten van de inrichting hiertoe geen overwegend bezwaar bestaat.
De beroepscommissie overweegt dat het horen door de klachtencommissie van verslavingszorg geen gerechtelijk procedure betreft als beschreven in artikel 26, vierde lid, Pbw en dat voorts ook niet is gebleken dat het noodzakelijk zou zijn dat klager in
persoon verschijnt. Voor de klachtencommissie bestaat de mogelijkheid om klager rogatoir te horen.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Zij zal derhalve het beroep ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 6 juli 2010
secretaris voorzitter