Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1182/GB, 12 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:12-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/1182/GB

Betreft: [klager] datum: 12 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J. Bettink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is, bijgestaan door de mr. R.F. Meijer, op 16 juni 2010 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) tevens selectie voor de penitentiaire inrichting Haarlem (huis van bewaring, hierna: h.v.b.
Haarlem) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 juli 2001 gedetineerd. Hij is op 30 december 2009 gestart met het penitentiair programma. Op 17 maart 2010 is het p.p. beëindigd en is klager geplaatst in het h.v.b. Haarlem. Op 8 april 2010 is klager geplaatst in de gevangenis
Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is een risicoanalyse gemaakt en in verband met het TR-traject moest klager contact opnemen met zijn kinderen. Hij heeft gebeld met de kinderen en een leuk contact met hen gekregen.
Als
hij hen belde, kwam het voor dat hun moeder de telefoon opnam. Er is een bezoekregeling getroffen en als zijn kinderen hem bezochten - ze zijn tien en dertien jaar oud en wonen vijf en halve kilometer bij klager vandaan - kwam hun moeder met hen mee.
Ze
is bij klager binnengekomen en heeft in zijn huis koffie gedronken. Ze wil(de) dit zelf.
Hij heeft brieven aan zijn ex-vrouw geschreven, omdat zij samen nog een koophuis hebben en klager nog een en ander met haar moest overleggen. De contacten met zijn ex-vrouw zijn nooit verder gegaan.
De dag voordat hij met elektronisch toezicht (e.t.) ging, kreeg hij te horen dat als voorwaarde aan e.t. werd verbonden dat hij geen contact mocht opnemen met de slachtoffers, maar hij had toen al lang weer contact met zijn ex-vrouw.
Zijn ex-vrouw is over de voorwaarde geïnformeerd door de selectiefunctionaris, de reclassering en de directeur van de inrichting. Toch heeft zij ervoor gekozen om zelf de kinderen bij klager thuis te brengen en daar koffie te drinken.
Zij heeft aangifte tegen klager gedaan, omdat klager haar bedreigd zou hebben.
Klager heeft in de contacten met zijn ex-vrouw nooit een onvertogen woord gebruikt. Uit de stukken blijken ook geen feiten en omstandigheden die als dreigend kunnen worden aangemerkt.
De houding van de ex-vrouw was uiterst positief. Zij werkt(e) mee aan een omgangsregeling. Het contact was hersteld.
Klager had met de reclassering afgesproken dat, als er wat fout zou gaan, hij eerst een gele kaart zou krijgen en daarna een rode. In plaats daarvan is direct een arrestatieteam op zijn dak gestuurd.
Klagers detentie eindigt op 30 december 2010. Hij was bezig met e.t., had contact met zijn kinderen en werd goed in de gaten gehouden. Nu hij is teruggeplaatst, betekent dit dat hij bij in vrijheidstelling in het diepe wordt geworpen.
Klager heeft werk, een eigen huis. Door de terugplaatsing komt hij in financiële problemen.
Verzocht wordt om het proces-verbaal van politie van 15 maart 2010 op te vragen, waarin zou moeten staan welke bedreigingen door klager zijn geuit. Dit is van belang, omdat klager ontkent dat hij bedreigingen naar zijn ex heeft geuit.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een contactverbod met betrekking tot zijn ex-vrouw overtreden. Op 17 maart 2010 werd door de politie van Hoorn melding gedaan dat klager door middel van sms’jes zijn ex-vrouw had benaderd. Dit niet alleen voor wat betreft zijn kinderen,
maar ook over andere zaken zoals financiële en relationele zaken. Hiermee heeft hij de voorwaarde verbonden aan zijn p.p. overtreden. In zijn beschikking staat duidelijk dat hij geen contact mocht opnemen met het slachtoffer, in dit geval is dat zijn
ex-vrouw.

3.3. Op 2 juli 2010 heeft de secretaris van de beroepscommissie telefonisch contact gehad met de selectiefunctionaris en is het proces-verbaal van politie van 15 maart 2010 opgevraagd. De selectiefunctionaris heeft geantwoord dat zij daar niet over
beschikte en aangegeven dat dit proces-verbaal in de inrichting, waar klager verblijft, kon worden opgevraagd.
Diezelfde datum heeft de secretaris telefonisch contact gehad met een medewerker van het b.s.d. van de gevangenis Lelystad en het proces-verbaal opgevraagd.

3.4. Op 5 juli 2010 heeft de medewerker van het b.s.d. van de gevangenis Lelystad het proces-verbaal gefaxt naar het secretariaat van de RSJ en de secretaris telefonisch gevraagd om het proces-verbaal niet aan klager te verstrekken, omdat dit
volgens
het b.s.d. en de politie als olie op het vuur zou kunnen werken.
De secretaris heeft in verband met dit verzoek het faxbericht in een envelop gedaan, deze gesloten en in de kast gelegd. Van de inhoud heeft noch het secretariaat noch de beroepscommissie kennisgenomen.

3.5. Op 6 juli 2010 heeft de secretaris namens de beroepscommissie de selectiefunctionaris schriftelijk per faxbericht de vraag gesteld of zij het gewenst, verantwoord of noodzakelijk acht het proces-verbaal in de beroepsprocedure in te brengen, ter
onderbouwing van haar standpunt. Een kopie van dit schrijven is op dezelfde datum gefaxt aan klager en mr. R.F. Meijer.

3.6. Op 7 juli 2010 heeft de selectiefunctionaris schriftelijk per faxbericht geantwoord dat zij het, na het proces-verbaal te hebben gelezen, niet verantwoord acht het stuk in te brengen ter onderbouwing van haar standpunt. Dit ter bescherming van
het slachtoffer. Een kopie van dit schrijven is op dezelfde datum gefaxt aan klager en mr. R.F. Meijer.

4. De beoordeling
4.1. De beroepscommissie stelt voorop dat zij, gelet op het onder 3.5 en 3.6 vermelde, geen kennis neemt van het proces-verbaal van 15 maart 2010 en dit proces-verbaal buiten beschouwing laat.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Uit artikel 9, eerste lid, Pm volgt dat de directeur bijzondere voorwaarden aan de deelname aan het p.p. kan verbinden.
Artikel 9, tweede lid, Pm bepaalt dat bij overtreding van de aan het p.p. verbonden voorwaarde(n) de directeur de selectiefunctionaris onder meer kan adviseren om het p.p. te beëindigen.

4.4. In de selectiebeslissing van 22 december 2009 tot deelname van klager aan een p.p. is vermeld dat het klager niet is toegestaan contact op te nemen met (een) slachtoffer(s) van het door hem gepleegde delict en dat klager zich strikt dient te
houden aan de gestelde voorwaarde(n) om beëindiging van het p.p. te voorkomen.

4.5. In de beslissing van 19 maart 2010 en de beslissing van 16 april 2010 op klagers bezwaarschrift wordt door de selectiefunctionaris als reden voor herselectie c.q. beëindiging van klagers p.p. vermeld dat klager een voorwaarde, verbonden aan
zijn p.p., heeft overtreden. Uit de stukken is gebleken dat hiermee de voorwaarde wordt bedoeld dat het klager niet is toegestaan om contact op te nemen met (het) slachtoffer(s) van het door hem gepleegde delict. Door klager is, naar het oordeel van de
beroepscommissie, een niet onaannemelijke verklaring gegeven voor het contact met zijn ex-vrouw. Uit het selectieadvies van de inrichting blijkt ook dat klager het contact met zijn ex-vrouw heeft gemeld bij de inrichting.

4.6. De inhoud van het proces-verbaal van 15 maart 2010 kan mogelijk duidelijkheid verschaffen over de aard en de inhoud van de contacten die de selectiefunctionaris ertoe hebben gebracht om klagers p.p. te beëindigen. Dit is van belang omdat
artikel
9, tweede lid, Pm bepaalt dat bij overtreding van de voorwaarde(n), afhankelijk van de ernst van de overtreding, ook een minder vergaande beslissing kan worden genomen, te weten het geven van een waarschuwing of het wijzigen of aanvullen van de
bijzondere voorwaarden. Nu de beroepscommissie geen kennis heeft van de inhoud van het proces-verbaal en overigens ook geen andere informatie beschikbaar is dan dat klager sms berichten heeft verzonden en (daarbij) bedreigend is geweest zonder dat er
informatie is over de intensiteit van de contacten en de ernst en aard van de bedreiging, kan zij de ernst van de overtreding(en) niet toetsen. Derhalve rust de beslissing van de selectiefunctionaris niet op goede grond en zal de beroepscommissie het
beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen metinachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 12 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven