Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1254/GV, 1 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1254/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F.H. Velthuizen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 april 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent dat er geen sprake is van een contra-indicatie. Klager is lange tijd gedetineerd. In het kader van de behandeling van het hoger beroep heeft het Openbaar Ministerie (OM) verzocht om vrijspraak, maar is klager toch veroordeeld door het Hof.
Thans loopt nog de procedure bij de Hoge Raad. Klager meent dat een aanvang moet worden gemaakt met zijn reïntegratie in de maatschappij. Klager heeft weliswaar documentatie, maar er zijn geen indicaties dat klager zich tijdens zijn verlof schuldig zou
maken aan strafbare feiten, althans onvoldoende om klager geen verlof te verlenen. Klager is overigens bereid zich aan voorwaarden (bijvoorbeeld een meldingsplicht) te houden indien het verlof wel wordt verleend.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor een geweldsdelict, waartegen klager in cassatie is gegaan. Klager wordt omschreven als een rustige jongeman die een goed contact heeft met zijn medegedetineerden en personeel. Klager is niet werkzaam op de
werkzaal, omdat hij zich bedreigd zou voelen. Het bureau Terugdringen Recidive adviseert negatief, omdat de reclassering middels de Risc heeft vastgesteld dat het recidiverisico hoog is. Tevens zou de reden voor klagers algemeen verlof zijn dat hij
zijn
paspoort aan wil laten maken. Klager heeft geen gebruik willen maken van de faciliteiten van de inrichting om een paspoort aan te laten maken. Het OM adviseert negatief vanwege het aanwezige risico van maatschappelijke onrust. Klager is veroordeeld
voor
het beroven van een persoon die hij heeft vastgebonden in zijn woning. Het detentieberaad van de inrichting geeft een positief advies. De directeur heeft weliswaar positief geadviseerd maar was toen nog niet op de hoogte van het OM-advies. Er zijn
teveel twijfelpunten om verlof toe te kennen. Er is onvoldoende garantie voor een goed verloop van het verlof. Bovendien zou klager bedreigd worden in de inrichting, waardoor het risico van wegblijven groter is geworden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan de Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM adviseert negatief vanwege het risico op maatschappelijke onrust. Klager is namelijk veroordeeld voor het beroven van een persoon in zijn woning die hij vastgebonden heeft.
De politie Amsterdam heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.
Uit het arrest van het Gerechtshof volgt dat, anders dan de raadsman heeft gesteld, niet het OM maar hij om vrijspraak heeft gevraagd.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 28 dagen, eventueel subsidiaire hechtenissen van respectievelijk 15 en 6 dagen en 35 dagen gijzeling op grond
van
de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 11 maart 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De Minister heeft klagers verlofaanvraag afgewezen vanwege de uitkomst van de met klager afgenomen Risc en het negatieve advies van het OM. Het OM heeft negatief geadviseerd vanwege het risico op maatschappelijke onrust. Het baseert zich hierbij op
klagers veroordeling voor het beroven en vastbinden van een persoon in zijn woning. Deze omstandigheid levert onvoldoende grond op voor de aanname dat bij verlening van verlof zodanige maatschappelijke onrust zal ontstaan, dat dit een afwijzing van het
verzoek zou kunnen rechtvaardigen. Op grond van het vorenstaande moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Die beslissing zal dan ook worden vernietigd en aan de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing
te nemen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 1 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven