Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1471/GV, 1 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1471/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O. Saki, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Uit navraag bij het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) van de inrichting waar klager thans verblijft, blijkt dat de directie, het bureau Terugdringen recidive (TR) en de psycholoog positief hebben geadviseerd in het kader van algemeen
verlof. Het Openbaar Ministerie (OM) zou negatief hebben geadviseerd. Klager zal begin september 2010 terugkeren in de maatschappij en wil er dan ook alles aan doen om op een zo goed mogelijke wijze terug te keren. Hiervoor is het dan ook noodzakelijk
dat hij zijn zaken buiten de inrichting goed regelt. Eerder heeft klager verzoeken gedaan tot algemeen verlof. Deze verloven zijn iedere keer afgewezen omdat klager misbruik gemaakt zou hebben van de hem eerder toegekende vrijheden. Klager ontkent dat
niet, hij geeft aan van deze fouten geleerd te hebben en is daar ook voor gestraft. Sindsdien heeft klager zich aan alle regels van de inrichting gehouden, zijn er geen rapportages opgemaakt over klager en neemt hij deel aan een TR-traject. Klager
vraagt zich af of de bestreden beslissing weloverwogen is genomen nu de directie, het bureau TR en de psycholoog, van de inrichting waar klager thans verblijft, positief hebben geadviseerd. Er had ook rekening gehouden moeten worden met klagers korte
strafrestant. Bij de behandeling van de aanvraag zou een inschatting gemaakt zijn van de risico’s die aan een verlof verbonden zijn. Deze inschatting zou zijn gemaakt op basis van inhoudelijk gewogen en getoetste informatie, welke aangeleverd zou zijn
door de inrichting waar klager thans verblijft, politie, het OM en de reclassering. Waaruit deze informatie inhoudelijk bestaat en wat nu uiteindelijk de doorslag heeft gegeven voor deze negatieve beslissing wordt op geen enkele wijze uitgelegd zodat
er
een motiveringsgebrek aan de beslissing kleeft.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is veroordeeld wegens het zich schuldig maken aan afpersing en een poging daartoe van aanzienlijke geldbedragen. Hierbij werd het slachtoffer geïntimideerd, bedreigd met geweld en werd er daadwerkelijk geweld gebruikt. Bovendien is een van de
slachtoffers enige tijd ontvoerd. Dit zijn ernstige feiten. Tevens heeft klager soortgelijke strafbare feiten eerder gepleegd en is daar ook voor veroordeeld. Klager heeft zich tijdens zijn huidige detentie onttrokken tijdens vrijheden die hem verleend
waren. Dat maakt dat het Openbaar Ministerie (OM) negatief adviseert. Daarbij heeft het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) gevraagd te melden wanneer klager eventueel vrijheden wordt verleend. Het GRIP heeft aangegeven dat klager
bedreigingen heeft geuit tegen een persoon die in deze regio woont. Gelet op deze feiten en op het feit dat klager een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd van een aanzienlijk bedrag is besloten het verlof af te wijzen. Dat de directeur zijn
positieve
advies heeft gebaseerd op klagers gedrag in de inrichting is niet juist. Goed gedrag in de inrichting is een normale omgangsnorm en heeft niets te maken met het verlenen van vrijheden aan iemand die een dergelijk ernstig delict heeft gepleegd en eerder
de kans heeft gehad zijn zaken buiten te regelen en hier misbruik van heeft gemaakt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van paviljoen A van de locatie Westlinge te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is veroordeeld wegens het zich schuldig maken aan afpersing en poging daartoe van aanzienlijke geldbedragen. Hierbij werd het slachtoffer geïntimideerd, bedreigd met geweld en
werd daadwerkelijk geweld gebruikt. Bovendien is één van de slachtoffers enige tijd ontvoerd. Uit de documentatie blijkt dat klager eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat er tijdens het plegen van deze feiten een proeftijd
liep.
Gelet hierop en het feit dat klager zich in de periode 25 februari 2009 tot en met 21 september 2009 heeft onttrokken aan detentie en aan hem een schadevergoedingsmaatregel van een aanzienlijk bedrag is opgelegd, is het OM van mening dat er een reële
kans bestaat dat klager opnieuw zijn verlof zou kunnen gebruiken om zich aan verdere executie te onttrekken. Er bestaat onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof.
De politie Rotterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat 195 dagen vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee. Aansluitend dient hij eventueel meerdere subsidiaire hechtenissen te ondergaan van in totaal 36 dagen. Klagers einddatum valt op of omstreeks 7 september 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich van 25 februari 2009 tot en met 18 september 2009 onttrokken aan detentie. Op 18 september 2009 is klager gearresteerd en sindsdien zit hij weer gedetineerd. Gelet op het vorenstaande is de vrees dat klager zich tijdens een te
verlenen
verlof aan detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, vooralsnog een afwijzing van klagers
verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting,
niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt op dat klager nog twee verlofaanvragen kan indienen om zaken te regelen met het oog op zijn terugkeer in de samenleving. Gelet op al het vorenstaande zal het beroep ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 1 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven