Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1520/GV, 1 juli 2010, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1520/GV

betreft: [klager] datum: 1 juli 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep niet toegelicht.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen aanvaardbaar verlofadres. Dat is een voorwaarde om verlof te verlenen. Klager heeft tijdens zijn huidige detentie al in een penitentiair programma gezeten. Klager mocht zich tijdens het p.p. niet in Den Bosch begeven. Hij heeft deze
voorwaarde overtreden en is uit het p.p. gezet. Nu klager verlof heeft aangevraagd wordt wederom als voorwaarde gesteld dat hij zich niet in Den Bosch mag begeven. Ondanks klagers korte strafrestant is besloten hem geen verlof te verlenen omdat er met
klager geen afspraken te maken zijn en zijn verlofadres niet voldoet.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het multidisciplinair overleg van de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De vrijheden commissie van de gevangenis van de locatie De Schie is van mening dat klager de kans moet
krijgen zijn band met zijn vrouw en kind weer op te bouwen en verzoekt klagers verlofaanvraag goed te keuren gezien het korte strafrestant met als voorwaarde dat klager zich niet zal begeven in Den Bosch.
Het OM heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie Noord Brabant heeft bezwaar tegen verlofverlening. Het verlofadres is onaanvaardbaar, er is gevaar voor ernstige verstoring van de rechtsorde en maatschappelijke onrust. Klager heeft een uitgebreid strafblad, staat bekend als
vuurwapengevaarlijk en heeft een zeer gewelddadig verleden/reputatie. De camping waar klager zijn verlof zou willen doorbrengen staat negatief bekend en er verblijven diverse mensen met crimineel gedrag danwel een crimineel verleden. Het beheer van de
camping tracht een omslag te maken en juist het toelaten op de camping van mensen zoals klager heeft een negatieve invloed op de camping en kan leiden tot een negatieve ontwikkeling. Dit kan voor de nodige onrust zorgen. Tevens is de camping voor
politietoezicht een moeilijk benaderbare plaats. Confrontatie tussen klager en de nabestaanden van het slachtoffer zou ernstig uit de hand lopen. Eerder is ook gebleken dat klager zich niet aan de voorwaarde van het p.p. heeft gehouden. Hij heeft zich
in Den Bosch begeven en is in Den Bosch aangehouden tijdens zijn p.p.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek, wegens overtreding van de Wet wapens en munitie. Klagers einddatum valt op of omstreeks 20 augustus 2010.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal drie verlofaanvragen indienen.

Op grond van artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting wordt een verlof geweigerd indien er sprake is van het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. De politie Noord Brabant heeft negatief geadviseerd ten
aanzien van de verlofaanvraag omdat het door klager opgegeven verlofadres als onaanvaardbaar wordt beschouwd. Wanneer klager op het opgegeven verlofadres zou verblijven, kan dit voor maatschappelijke onrust kunnen zorgen. De beroepscommissie is van
oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Minister, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 1 juli 2010

secretaris voorzitter

Naar boven