Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0688/GB, 28 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:28-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/688/GB

Betreft: [klager] datum: 28 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L. de Leon, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 maart 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan de IJssel afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 mei 2007 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis Arnhem Zuid.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep, voor zover hier van belang, als volgt toegelicht.
Klager heeft kennelijk, in plaats van het indienen van bezwaar, een nieuw verzoek tot overplaatsing ingediend. Dit verzoek is afgewezen met als motivering dat klager pas na zes maanden in aanmerking zou komen voor een nieuwe overplaatsing omdat hij in
verband met een agressief incident is overgeplaatst. Klager ziet geen verband tussen het incident destijds en de gestelde zes maanden-termijn.
Klager diende overgeplaatst te worden naar een andere inrichting dan de locatie De Schie te Rotterdam. Niet duidelijk is waarom klager dan nu zes maanden in de p.i. Arnhem dient te verblijven. Klager heeft vernomen dat dit te maken heeft met een
strafoverplaatsing. Aan de selectiefunctionaris komen echter geen bestraffende bevoegdheden toe. In artikel 50 van de Pbw is bepaald dat het de exclusieve bevoegdheid van de directeur is om een disciplinaire straf op te leggen. De directeur van de
locatie De Schie heeft verzocht om overplaatsing van klager. De voorwaarde die de selectiefunctionaris nu stelt, namelijk dat klager zes maanden in de p.i. Arnhem dient te verblijven alvorens hij in aanmerking komt voor overplaatsing, is onredelijk en
onbillijk en in strijd met de wettelijke regeling. In artikel 18, vierde lid, Pbw wordt immers bepaald dat indien een verzoek van een gedetineerde om overgeplaatst te worden door de selectiefunctionaris wordt afgewezen hij dan pas na zes maanden een
nieuw verzoek mag indienen. Klager heeft geen verzoek ingediend om overgeplaatst te worden naar de p.i. Arnhem, welk verzoek dus ook niet is afgewezen. De zes maanden-termijn is hier niet van toepassing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris juicht klagers goede gedrag gedurende de laatste vijf weken toe. Gezien de ernst van het incident in de locatie De Schie is de selectiefunctionaris van oordeel dat vijf weken te kort is om klager op basis van goed gedrag over te
plaatsen. De selectiefunctionaris begrijpt dat de overplaatsing voor de bezoekers van klager lastig is en heeft er daarom voor gekozen om klager vanaf 26 juli 2010 (zes maanden na de plaatsing in de p.i. Arnhem) in aanmerking te laten komen voor de
p.i.
Krimpen aan de IJssel. Voorwaarde is dat hij zijn goede gedrag tot die datum voort zetten daarmee laat zien zich gedurende langere tijd goed te kunnen gedragen binnen een p.i.

4. De beoordeling
Wegens een incident in de locatie De Schie te Rotterdam is klager op 29 januari 2010 overgeplaatst naar de gevangenis Arnhem Zuid.
De selectiefunctionaris heeft een verzoek tot overplaatsing afgewezen omdat de periode van goed gedrag nog te kort is en klager zich gedurende zes maanden goed dient te gedragen. De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde
gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, ook al is thans sprake van een verbetering van het gedrag van klager, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Dat geldt temeer nu
de
selectiefunctionaris heeft aangegeven dat klager bij voortduring van het vertonen van goed gedrag vanaf 29 juli 2010 in aanmerking komt voor overplaatsing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 28 juni 2010

secretaris voorzittervegter

Naar boven