Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1333/GV, 16 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1333/GV

betreft: [klager] datum: 16 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Hoekzema, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte is in de bestreden beslissing overwogen dat er geen noodzaak is aangetoond voor het verlenen van incidenteel verlof. Aan klager is eerder, nl op 12 en 15 januari 2010, wel toegestaan zijn grootmoeder te bezoeken. Klager heeft zich tijdens
dat verlof goed gedragen en is zijn afspraken nagekomen. Klagers grootmoeder heeft altijd een belangrijke rol in zijn leven gespeeld. Haar gezondheidstoestand is op dit moment niet goed. Klager wil haar graag nogmaals bezoeken. Zijn grootmoeder kan
niet
bij klager op bezoek komen, gelet op haar leeftijd en verscheidene gezondheidsklachten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De regeling tijdelijk verlaten van de inrichting voorziet niet in een omgekeerde bezoekregeling met de grootmoeder. Op 12 januari 2010 is positief beslist op een verzoek om een omgekeerde bezoekregeling, omdat de inrichting in de rapportage aangaf dat
het om een bezoek aan de moeder ging.

De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om incidenteel verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar en zes maanden met aftrek, wegens doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 juni 2012. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van zeven dagen te
ondergaan.

Op grond van artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet
in
staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Klager heeft incidenteel verlof aangevraagd om zijn grootmoeder te bezoeken. De Medisch Adviseur van het ministerie van Justitie heeft aangegeven
dat een omgekeerd bezoek aan de grootmoeder geïndiceerd is. Nu het geen bezoek betreft van de levenspartner, kind of ouder van klager, biedt artikel 25 van de Regeling geen grondslag voor het toekennen van incidenteel verlof. Op grond van artikel 23
van
de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner, kind, ouder, broer, zuster, grootouder of schoonouder van de gedetineerde. Gesteld noch gebleken is dat een
dergelijke situatie zich thans voordoet. Dat klager bij beslissing van 12 januari 2010 door de Staatssecretaris wel incidenteel verlof is verleend, lag in het gegeven dat de inrichting destijds onjuiste informatie heeft verstrekt, te weten dat het om
een bezoek aan de moeder in plaats van de grootmoeder ging. Ofschoon deze onjuistheid niet aan klager te wijten is, kan hij geen rechten ontlenen aan deze eerder op onjuiste gegevens genomen beslissing. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van
de
Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 16 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven