Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1081/GV, 15 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1081/GV

betreft: [klager] datum: 15 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 april 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager kan zich niet verenigen met de namens de Minister aangevoerde gronden voor de afwijzing van zijn verzoek om algemeen verlof. Klager is van mening dat het door hem opgegeven
verlofadres voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Hij voert aan dat de politie van de gemeente Eindhoven eerder, bij gelegenheid van een selectieadvies van 15 december 2009, nog heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen hetzelfde verlofadres.
Zonder enige aanleiding wordt dat adres vier maanden later niet goedgekeurd. Ook is onjuist dat klager nog recentelijk geestverruimende middelen zou hebben gebruikt. Klager is met dat gebruik al langere tijd gestopt. Dat kan ook blijken uit de uitslag
van de laatste urinecontrole, die negatief was. Tenslotte kan klager zich er niet mee verenigen dat er bij hem sprake zou zijn van een verhoogd risico. Eerder, in het hiervoor genoemde selectieadvies van 15 december 2009, is aangegeven dat er sprake
was
van een normaal risiconiveau. Klager is van mening dat hij tijdens zijn detentie hard heeft gewerkt aan zijn ontwikkeling en dat hij zich goed aan het voorbereiden is op zijn toekomst na detentie. Hij wil graag alsnog in aanmerking komen voor verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen omdat de politie negatief heeft geadviseerd met betrekking tot het opgegeven verlofadres. De politie vreest voor
een
onaanvaardbaar recidiverisico bij verlof. Met betrekking tot het gebruik van verdovende middelen door klager geldt dat dit, nu het laatste aangetoonde gebruik van softdrugs dateert van 28 januari 2010, niet doorslaggevend is geweest voor de afwijzing.
Dat gebruik heeft evenwel wel meegewogen bij die beslissing. Klager heeft inderdaad een normaal risicoprofiel ten aanzien van gemeen en vluchtgevaar. Dat laat onverlet dat er sprake is van een recidiverisico. Indien klager een ander verlofadres zou
kunnen overleggen, zou op een nieuwe aanvraag mogelijk positief worden beslist.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof.
De politie Brabant Zuid-Oost, afdeling Eindhoven Gestel heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van algemeen verlof. Daarbij hebben zij aangegeven dat het verlofadres van klager niet geschikt wordt geacht als verlofadres. Klagers moeder,
die daar met een andere zoon, diens echtgenote en twee kleine kinderen woont, heeft aangegeven dat de woning te klein is en zij daardoor gezondheidsproblemen heeft. Daarnaast is het adres gelegen in een wijk waar klager diverse vermogensdelicten heeft
gepleegd en waar hij criminele contacten heeft. Het doorbrengen van verlof in die wijk brengt volgens de verbalisanten een onaanvaardbaar risico op recidive met zich mee.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek, wegens – kortweg – het plegen van vermogensdelicten. Aansluitend dient hij vier maanden gevangenisstraf te ondergaan, te weten een tenuitvoerlegging
van twee maanden en een afzonderlijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 29 oktober 2010. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van in het totaal zeven dagen te
ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit het proces-verbaal van de politie Brabant Zuid-Oost van 13 maart 2010 komt naar voren dat er bezwaren zijn ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres en dat dit adres daarom voor de politie feitelijk als onaanvaardbaar moet worden
gezien.
De beroepscommissie is van oordeel dat de door de politie vermelde bezwaren onvoldoende zwaarwegend zijn om op grond daarvan tot de conclusie te komen dat het verlofadres onaanvaardbaar zou moeten worden geacht. Daarbij weegt voor de beroepscommissie
zwaar dat het verlofadres eerder, in het kader van een advies met betrekking tot het vrijhedenbeleid ten aanzien van klager, wel als aanvaardbaar werd aangemerkt. Nu het softdrugsgebruik van klager door de Minister niet doorslaggevend wordt genoemd om
tot een afwijzing van de verlofaanvraag te komen, moet de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard. Aan de Minister
zal
opdracht worden gegeven om binnen twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.

Nu de gevolgen van de bestreden beslissing ongedaan gemaakt kunnen worden acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een (financiële) tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 juni 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven