Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0584/GA, 10 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/584/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van,

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2010 van de beklagcommissie bij locatie De Kruisberg Doetinchem

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2010, gehouden in locatie De Berg te Arnhem, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.F.E. Sprenkels.
De directeur van locatie De Kruisberg heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing om klager op een meerpersooncel te plaatsen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 28 april 2010 overgeplaatst naar de gevangenis te Zoetermeer. Hij heeft nu een tijdelijke contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersooncel gekregen, gezien de psychische klachten tijdens vorige detenties, en verblijft op een
eenpersooncel. Klager overhandigt de beroepscommissie een hierop betrekking hebbend memo van 7 mei 2010 van het BSD. Hij overlegt tevens een sprekersbriefje voor de arts van locatie De Kruisberg van 5 april 2010 waarin hij aangeeft nog steeds de
psycholoog niet te hebben gesproken. De arts bericht op 6 april 2010 dat ze die week gelukkig weer over een psycholoog beschikken en dat hij op de lijst is geplaatst. Klager geeft aan een week voor zijn overplaatsing naar Zoetermeer pas een gesprek met
de psycholoog te hebben gehad. Deze vertelde hem niet over een contra-indicatie te beslissen voor plaatsing op een meerpersoonscel. Dus als de arts en de psycholoog aangeven niet over die beslissing te gaan, wie dan wel? Klager kan in het dossier geen
gegevens vinden op basis waarvan de directeur tot haar beslissing is gekomen. Na een korte periode vrij te zijn geweest ving in locatie De Kruisberg weer een nieuwe detentie aan voor klager. Hij verbleef tot de beslissing van de directeur van 7 januari
2010 op een eenpersooncel. Hij begrijpt dat een contra-indicatie niet voor altijd geldt en dat deze in een nieuwe inrichting opnieuw moet worden bekeken. Hij wil dat dat zorgvuldig gebeurt. De beklagcommissie geeft aan dat klager niet heeft aangetoond
dat hij zich voor 7 januari 2010 met betrekking tot een contra-indicatie heeft gewend tot de medische dienst of de psycholoog. Dat was tot die datum ook niet aan de orde. Hij heeft voor die datum alleen om contact met een psycholoog verzocht in verband
met zijn medicatie. Na 7 januari heeft hij wel diverse malen contact gezocht met de arts in verband met zijn plaatsing op een meerpersooncel. De briefjes bevinden zich bij de stukken in het dossier. De eerste week in februari is klager op een
meerpersooncel geplaatst en dat ging mis. Hij is zichzelf gaan krassen en snijden. Hij is toen weer in een eenpersooncel gezet maar kreeg niet alsnog een contra-indicatie. Klager is niet gezien door de arts of een psycholoog; hoe heeft de directeur dan
aannemelijk gemaakt dat geen sprake is van een contra-indicatie? Het enige aanknopingspunt hiervoor is de opmerking dat klager zich goed gedraagt. Zijn gedrag zou echter niet het uitgangspunt moeten zijn; klager heeft een psychisch probleem (een
borderlinge persoonlijkheidsstoornis).

Namens klager is daar nog het volgende aan toegevoegd.
De directeur is al te makkelijk aan de agressieregulatieproblematiek van klager voorbijgegaan. De directeur geeft aan dat het goed met klager gaat en dat hij geen rapporten heeft gekregen en beslist dan tot klagers plaatsing op een meerpersooncel. Die
beslissing is onzorgvuldig. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie te vernietigen en klager een compensatie toe te kennen voor de tijd die hij in een meerpersooncel heeft verbleven. Dat is anderhalve week
geweest.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kan de directeur aan een gedetineerde die in een regime van algehele gemeenschap verblijft, een voor de gemeenschappelijke onderbrenging van
gedetineerden bestemde verblijfsruimte toewijzen, tenzij de gedetineerde daarvoor ongeschikt wordt geacht. In het tweede lid van dat artikel wordt een aantal contra-indicaties vermeld op grond waarvan de ongeschiktheid van plaatsing in een
meerpersooncel kan worden aangenomen. Gelet daarop dient de directeur bij de beslissing om een gedetineerde in een meerpersooncel te plaatsen steeds een belangenafweging te maken en alle relevante feiten en omstandigheden bij die beslissing te
betrekken. In dit geval is de vraag aan de orde of de directeur voldoende zorgvuldig is geweest in de beoordeling van de vraag of bij klager al dan niet één of meer contra-indicaties aanwezig zijn. Die vraag moet negatief worden beantwoord. Uit de
stukken wordt niet helder hoe de bestreden beslissing van de directeur tot stand is gekomen, welke gegevens tot die beslissing hebben geleid en welke belangenafweging is gemaakt. Van belang daarbij is dat klager, ondersteund met stukken en
onweersproken, stelt niet door een arts of een psycholoog te zijn gezien. Het beroep moet dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie
acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en MA J. Schagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven