Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0194/GA, 10 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/194/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Ooyerhoek te Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 mei 2010, gehouden in locatie De Berg te Arnhem, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Ooyerhoek is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager enkele boodschappen niet heeft ontvangen terwijl hij daar wel voor betaald heeft en dat de procedure omtrent de boodschappen hem niet is uitgelegd.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager klaagt helemaal niet over de procedure maar over het feit dat hij niet al zijn boodschappen heeft gekregen. Klager overhandigt de beroepscommissie een bon gedateerd op 21 oktober 2009 met een overzicht van boodschappen. Door klager is
aangekruist
welke spullen hij heeft ontvangen. Wat hij niet heeft ontvangen zijn een tray met zes sinasblikjes van € 1,89 en een reep chocola van € 0,60. Klager is inmiddels vrij. Het betrof zijn eerste detentie. Hij had geen ervaring met de procedure en wist niet
hoe dat ging. Volgens de directeur heeft het afdelingspersoneel bevestigd dat klager is uitgelegd hoe de controle van de winkelbox in zijn werk gaat en dat dat is afgevinkt op de controlelijst die op de afdeling bij de intake wordt gebruikt. Klager wil
die controlelijst wel eens zien. Hem is de procedure niet uitgelegd. Klager verbleef vanaf augustus 2009 in de inrichting. Voor 21 oktober 2009 ging het altijd goed met de boodschappen. Hij heeft de boodschappen nooit laten controleren. Daarvoor
verbleef hij zes weken in Groningen. Daar lagen de huisregels op cel. In de locatie Ooyerhoek was dat niet zo; er hing ook geen informatie op het prikbord op de afdeling dat de huisregels in de bieb te vinden waren. Klager heeft op 21 oktober 2009 de
winkelbox met boodschappen op cel gekregen. Hij verbleef daarna 22 uur achter de deur. Nadat hij had ontdekt dat hij niet alle spullen had gekregen, heeft hij meteen gebeld. Het personeelslid dat bij hem kwam zei dat hij niets voor hem kon doen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager niet klaagt over de procedure omtrent de winkelbox maar over het feit dat hij op 21 oktober 2009 niet al zijn boodschappen heeft gekregen terwijl hij daar wel voor heeft betaald. Waar de directeur een
zorgplicht
heeft voor een juiste bezorging van via de winkel bestelde producten, had klager in dit geval in zijn klacht ontvankelijk moeten worden verklaard. Het beroep van klager is gegrond en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager voldoende aannemelijk gemaakt dat hij op 21 oktober 2009 niet al zijn boodschappen geleverd heeft gekregen. Hij heeft de winkelbox in zijn cel gekregen en heeft de cel daarna niet meer verlaten.
Nadat klager had ontdekt dat hij niet alle spullen had gekregen, heeft hij meteen gebeld voor het inrichtingspersoneel. Klager heeft de bewuste bon aan de beroepscommissie getoond en hetgeen hij zegt te missen (slechts een klein deel van de gekochte
goederen) komt inderdaad op de bon voor. Dat klager hierbij niet de in de huisregels voorgeschreven procedure omtrent de controle van de winkelbox volgt, doet daar niet aan af. Die regels behelsen hooguit een middel om het bewijs van klachten over het
niet geleverd zijn makkelijker te kunnen controleren. Het niet naleven van die procedureregels betekent echter nog niet dat het bewijs van de juistheid van de klacht niet anderszins geleverd kan worden. De beroepscommissie verklaart de klacht gegrond
en
acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming van € 2,49.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 2,49.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en MA J. Schagen, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 10 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven