Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0176/GA en 10/0225/GA, 15 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:15-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/176/GA en 10/225/GA

betreft: [klager] datum: 15 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van het huis van bewaring (h.v.b.) Alphen aan den Rijn en van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 november 2009 van de beklagcommissie bij het h.v.b. Alpen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2010, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het h.v.b. Alphen aan den Rijn.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie en een ordemaatregel van uitsluiting van deelname aan de arbeid voor de duur van veertien dagen, wegens het feit dat
klager met medegedetineerden heeft samengespannen in de werkzaal waardoor een dreigende en vervelende situatie is veroorzaakt.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft bepaald dat aan klager een tegemoetkoming van € 15,00 toekomt.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is een straf en maatregel opgelegd. In het h.v.b. volgt na een straf automatisch uitsluiting van arbeid, want de gedetineerde komt na zijn straf – als hij dat wil – op de wachtlijst voor arbeid. De maatregel houdt in dat een gedetineerde na veertien
dagen kan verzoeken om deel te nemen aan de arbeid. De maatregel is eigenlijk dubbelop, gezien de feitelijke gang van zaken in het h.v.b.
Met betrekking tot de bevoegdheid van het hoofd beveiliging wordt inhoudelijk verwezen naar het besluit van de Minister van Justitie. Het hoofd beveiliging is tijdelijk aangewezen als plaatsvervanger van de directeur. Er was sprake van een tekort aan
directieleden. Het hoofd was bevoegd om een disciplinaire straf en ordemaatregel op te leggen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager is onterecht weggestuurd. Hij had drie maanden lang geen werk, terwijl hij wel kosten voor de televisie moest betalen.

3. De beoordeling
De directeur heeft een besluit van de Minister van Justitie overgelegd waarin deze het hoofd beveiliging een tijdelijke en beperkte bevoegdheid toekent met betrekking tot de oplegging van disciplinaire straffen en ordemaatregelen. Op grond van de Pbw
oordeelt de beroepscommissie dat dit besluit onvoldoende is om bepaalde bevoegdheden over te dragen. Zo bepaalt artikel 5, vierde lid, van de Pbw – voor zover voor de beoordeling van de beroepen van belang – “dat aan de directeur is voorbehouden de
beslissing omtrent: (...) b. de uitsluiting van deelname aan activiteiten en de verlening daarvan, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onder a en b, onderscheidenlijk artikel 23, tweede lid; (...) en h. de oplegging van een disciplinaire straf, bedoeld in
artikel 51, en de toepassing van de artikelen 52, eerste en tweede lid, en 53, derde en vierde lid.” In dit geval heeft het hoofd beveiliging, die tijdelijk is aangewezen als plaatsvervanger van de directeur als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de
Pbw, een disciplinaire straf en ordemaatregel opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat een beperkte aanwijzing van het hoofd beveiliging als plaatsvervangend directeur met uitsluitend de bedoeling het opleggen van een disciplinaire straf en het
nemen van bepaalde ordemaatregelen mogelijk te maken niet strookt met de bedoeling van de wet, meer in het bijzonder de artikelen 3 en 5 van de Pbw en de Memorie van toelichting op de Pbw. Nu een deugdelijke grondslag aan de disciplinaire straf en
ordemaatregel is komen te ontvallen, moeten deze nietig worden verklaard. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom ongegrond verklaren.
Met betrekking tot het beroep van klager oordeelt de beroepscommissie dat, nu het beklag gegrond is verklaard, hij geen belang heeft bij zijn beroep. Klager kan derhalve niet ontvangen worden in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. A.T. Bol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 15 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven