Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0286/TA, 8 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/286/TA

betreft: [klager] datum: 8 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Drummen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 januari 2010 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W. Drummen.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) afzondering op de eigen kamer op 17 september 2009 om 17.00 uur,
b) verlenging van de afzondering op 15 oktober 2009,
c) separatie op 19 oktober 2009 om 9.30 uur.

De beklagcommissie heeft het beklag op de onderdelen a) en c) ongegrond verklaard en op onderdeel b) formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard, alsmede klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak
weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft onvoldoende gemotiveerd of de door de inrichting genoemde omstandigheden voor het opleggen van de ordemaatregelen als gedragingen kunnen worden aangemerkt en in hoeverre sprake is geweest van concreet gevaar van klager voor de
orde en veiligheid in de inrichting. Evenmin is getoetst aan het proportionaliteitsvereiste.
Klager heeft op drie afdelingen van de inrichting verbleven. Alleen op de intensieve zorgafdeling Linge wordt hij telkens voor het minste en geringste apart gezet. Als hij het niet eens is met het personeel, wordt hij negatief genoemd en wordt hem een
maatregel opgelegd wegens indringend kijken naar het personeel. De beschrijving van de aanleiding tot de afzonderingsmaatregel van 17 september 2009 door de inrichting klopt niet. Hij heeft het personeel niet aangestaard, maar is gewoon langs het
personeel gelopen. Er is sprake van machtsmisbruik. Het personeel heeft niet het beste met hem voor. Men wil hem onder dwang medicatie gaan toedienen, terwijl hij volgens de behandelend psychiater geen medicatie nodig heeft. Het personeel handelt uit
angst. Klager heeft gezien dat een personeelslid door een andere patiënt is geslagen. Klager is wel moeilijk, maar niet fysiek bedreigend. Klager weet niet wat het personeel bedreigend aan hem vindt. Hij heeft wel de Hitlergroet gebracht, maar dat was
omdat hij al langer apart was gezet. Dan escaleert dat. Als het personeel hem als een hond behandelt, moet men het hem niet kwalijk nemen dat hij zich als een hond gaat gedragen. Door de langdurige afzondering en separatie raakt klager gefrustreerd en
krijgt hij een houding dat hij niets meer te verliezen heeft. Klager is angstig en er is over een weer en gebrek aan vertrouwen. Klager wil behandeld worden, maar is daarvoor afhankelijk van de inrichting. Hij heeft het verkeerd getroffen. Hij is op de
verkeerde afdeling geplaatst. Klager wordt daar extreem bejegend en krijgt niet de behandeling die hij nodig heeft. De inrichting neemt geen initiatief daartoe. Het is pappen en nat houden door het opleggen van ordemaatregelen. Dankzij zijn raadsvrouw
heeft de psychiater voorgesteld klager over te plaatsen naar een andere inrichting. Men denkt daarbij aan Veldzicht, omdat die inrichting een sterretjesafdeling heeft. De inrichting vindt klager enorm gevaarlijk. Zijn raadsvrouw moet telkens tekenen
dat
zij op eigen verantwoordelijkeid klager bezoekt en spreekt. Deze zaak is een sprekend voorbeeld voor de redenen waarom advocaten hun cliënten adviseren om niet mee te werken aan dubbelrapportage. In klagers geval is geen sprake van een
tbs-behandeling.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt schriftelijk toegelicht.
Concreet gevaar is bij de oplegging van ordemaatregelen niet vereist. Door de volgende gedragingen kwamen de orde en veiligheid in de inrichting in het gedrang.
Op klagers vraag op 15 september 2009 om uitbreiding van zijn bewegingsvrijheid binnen de inrichting, is geantwoord dat een recente uitbreiding over drie weken wordt geëvalueerd. Klager reageert daarop boos en teleurgesteld. Hij groet sociotherapeuten
niet meer en wil niet in gesprek gaan. De volgende dag benadert hij de ene sociotherapeut vriendelijk, de andere negeert hij of kijkt hij intimiderend en boos aan. Als sociotherapeuten daarover met hem willen spreken, ontsteekt klager in een tirade.
Dit
herhaalt zich wanneer later opnieuw wordt getracht met hem in gesprek te gaan. Klager is voor dat moment ingesloten op zijn kamer en geeft aan dat niet te begrijpen daar hij zich naar zijn mening goed verhoudt. Als klager een uur later wordt
uitgesloten, is hij cynisch in contact en geeft hij aan door de insluiting een trauma te hebben opgelopen.
Op 17 september 2009 geeft klager herhaaldelijk aan dat hij gefrustreerd is. Eerst doet hij dat kalm, later geïrriteerd en negatief. Ook staart hij steeds indringend naar een sociotherapeut. Als hij daarop wordt aangesproken, geeft klager aan dat te
zullen blijven doen, omdat kijken niet verboden is. Even later neemt klager de desbetreffende sociotherapeut van top tot teen op met een dreigende, indringende blik. Als hij daarop wordt aangesproken, zegt hij te kijken zoals hij wil. Klager is gezegd
dat hij voor dat moment op zijn kamer zal worden ingesloten. Klager geeft de met hem meelopende sociotherapeut dezelfde dreigende blik en neemt zijn blik niet van haar af. Als klager later hoort dat hij die dag ingesloten zal blijven, zegt hij:
“wanneer iemand daar last van heeft, moeten ze maar de ogen komen uitkrabben”.
Vervolgens reageert klager niet meer door de intercom en is hij bij bezoeken door de sociotherapie cynisch in contact en oninvoelbaar. Hij zegt een stoornis te hebben, niet beter te weten, geen opvoeding te hebben gehad en dat de sociotherapeuten een
probleem hebben en niet hij, alsmede dat hij zich in kamerafzondering zo zal blijven gedragen. De hierna volgende periode reageert klager tijdens contactmomenten tegendraads of niet, dan wel cynisch, en geeft hij aan niet samen te willen werken. Hij
geeft het behandelteam de schuld van zijn situatie en zegt te blijven volharden in zijn gedrag, dat bestaat uit het weigeren van oogcontact en het weigeren vragen te beantwoorden. Dagelijks is geprobeerd om de samenwerking te verbeteren en klagers
conditie te stabiliseren, waarna gestart zou kunnen worden met uitsluitmomenten op de afdeling. Ondanks zijn starre houding is hem begin oktober 2009 dagelijks een uitsluitmoment van een half uur aangeboden. Klager weigert deze en als hij er wel
gebruik
van maakt, blijkt hij zich niet te kunnen houden aan afspraken of vertoont hij grensoverschrijdend gedrag. Zo wordt hij op 14 oktober 2009 aangesproken op het zich niet houden aan een afspraak over telefoneren, waarop hij zeer dicht op de betrokken
medewerker gaat staan, de Hitlergroet brengt en meermaals luidkeels “heil Hitler” roept. Verder creëert klager een negatieve en onrustige sfeer op de groep door tegen een medepatiënt te zeggen dat hij (klager) solliciteert naar een sterretjesafdeling,
waardoor ook onrust bij zijn medeverpleegden ontstaat. Verder blijkt klager moeilijk tot niet in te schatten. Hij vermijdt oogcontact en wil vragen niet beantwoorden. Antwoorden die hij wel paraat heeft, zijn erg dwingend en grof. Het voeren van een
minimaal gesprek blijkt onmogelijk. Voorts zit hij regelmatig met zijn rug naar zijn kamerdeur, waardoor een onveilig gevoel bij behandelaren ontstaat, daar geen inschatting kan worden gemaakt van klagers conditie en of de situatie veilig genoeg is om
zijn kamerdeur te openen en verzorging aan te bieden.
Daar rond 15 oktober 2009 het contact met klager steeds minder wordt en klager steeds meer geagiteerd en moeilijker stuurbaar wordt, is besloten de afzondering te verlengen. Iedere dag is klagers toestand beoordeeld om te bezien of de maatregel nog
noodzakelijk was. Tijdens een uitsluitmoment op 17 oktober 2009 richt klager zijn blik op een sociotherapeut en kijkt hij haar indringend en minachtend aan, waarbij hij haar van top tot teen bekijkt. Zij voelt zich daardoor zeer bedreigd. Op 18 oktober
2009 is klager weer minimaal in contact met personeel. Ook zijn opmerkingen naar medeverpleegden blijven zeer negatief. Klager laat zich daarop niet aanspreken en richt zijn frustratie op een individuele sociotherapeut, waarbij hij zegt in de gaten te
houden wie er aan zijn deur komt en de betreffende medewerker extreem te vinden. Daarbij heeft klager een donkere blik in de ogen en staat hij dicht op de sociotherapeut. Klager is daamee dermate dreigend aanwezig dat de verzorging op zijn kamer niet
meer op verantwoorde wijze kan plaatsvinden. Daarom is besloten hem op 19 oktober 2009 te separeren. Vervolgens is klagers toestand iedere dag beoordeeld om te bezien of de separatie nog noodzakelijk was. Helaas was dat steeds het geval. Klager
besmeurt
de separeerruimte met zijn faeces en urineert tegen de deur en muren. Hij gooit water en koffie naar personeelsleden en weigert enig gesprek aan te gaan. Hij schreeuwt, scheldt, bedreigt en uit de Hitlergroet. Tijdens een contactmoment bedreigt hij een
sociotherapeut met de woorden: “Ik kan me voorstellen dat een patiënt jou heeft geslagen, als ik terug kan naar de afdeling ga ik je steeds weer vernederen waar andere patiënten bij zijn”. Klager stelt ook nog steeds dat hij een sterretjespatiënt is.
Als het personeel op 21 oktober 2009 de met urine vervuilde separeerruimte van klager schoonmaakt, is klager zeer bedreigend door aan te geven: “Jullie zijn allemaal alleen maar geboren om mijn zooi op te ruimen”en “Als ik jullie later buiten zie,
vinger ik jullie moeders, dochters en vriendinnen”. Klager maakt slaande bewegingen naar de medewerkers als zij de separeeruimte verlaten en vliegt tegen de gesloten deur aan. Vervolgens wijst hij iedere medewerker individueel aan en zegt daarbij: Ik
heb jullie gezichten gezien, van jou, van jou en van jou”.
Vanaf 24 oktober 2009 verbetert het gedrag van klager, maar vanaf 30 oktober 2009 wordt zijn gedrag weer strijdlustiger en vermindert het contact met het personeel weer. Klagers vrijheden zijn op 12 november 2009 uitgebreid, maar twee dagen later weer
ingeperkt omdat klager imponerend en dreigend vlak langs een staflid loopt op weg naar de luchtkooi. Zijn conditie gaat weer achteruit. Hij maakt van zijn plastic bestek een scherp voorwerp, vermoedelijk bedoeld als steekwapen. Verder scheldt hij de
staf uit, schreeuwt hij en is hij erg commanderend.
De separatiemaatregel is op 16 november 2009 verlengd. Recentelijk heeft klager zijn psychiater dermate bedreigd dat deze aangifte jegens klager heeft gedaan.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep op de onderdelen a) en c) is aangevoerd, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Voldoende aannemelijk is geworden dat de inrichting en klager in een impasse
zijn geraakt en dat de inrichting geen oplossing heeft kunnen vinden voor het feit dat klager een verpleegde is met wie het personeel van de inrichting door zijn gedrag snel in conflict raakt. De inrichting heeft steeds geprobeerd om met klager in
gesprek te gaan, maar klager heeft daaraan niet willen meewerken. De beroepscommissie heeft geen reden te twijfelen aan de door de inrichting gegeven omschrijving van klagers gedragingen, die aanleiding waren tot het opleggen van de afzondering op 17
september 2009 en de separatie op 19 oktober 2009. Klagers enkele ontkenning van zijn gedragingen ter zitting van de beroepscommissie kan niet leiden tot een ander oordeel. Beide maatregelen konden daarom in redelijkheid in het belang van de handhaving
van de orde en veiligheid van de inrichting worden opgelegd. De duur van die maatregelen kan niet onredelijk lang worden genoemd, waar dagelijks is bezien of het verantwoord was klager meerdere malen uit te sluiten en de maatregelen te beëindigen.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beklagcommissie heeft onderdeel b) van het beklag formeel gegrond verklaard, daar de inrichting de afzondering heeft verlengd zonder de Minister een machtiging tot verlenging van de afzonderingsmaatregel per 15 oktober 2009 te vragen, en dit
beklagonderdeel materieel ongegrond verklaard in het licht van klagers gedragingen. Hoewel klagers gedragingen ook naar het oordeel van de beroepscommissie op zichzelf een verlenging van de afzonderingsmaatregel konden rechtvaardigen, is de
beroepscommissie van oordeel dat het ontbreken van de op grond van artikel 34, vierde lid, Bvt vereiste machtiging tot verlenging zodanig ernstig is dat niet anders kan worden geoordeeld dan dat klagers afzondering daardoor niet kon worden verlengd.
Klager heeft daarom ten onrechte van 15 oktober 2009 te 17.00 uur tot aan de separatie op 19 oktober 2009 te 9.30 uur in de eigen verblijfsruimte in afzondering gezeten. Het beklag dient op dit onderdeel dan ook materieel gegrond te worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast
op
€ 30,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op de onderdelen a) en b) van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beroep op onderdeel b) van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog materieel gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. H. Heijs en prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven