Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0215/TB, 8 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/215/TB

betreft: [klager] datum: 8 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een fictieve beslissing van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 mei 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. S. Marjanovic, kantoorgenote van klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester, en namens
de Minister van Justitie (hierna: Minister), [...], senior juridisch adviseur bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie, en [...], behandelcoördinator bij de longstayvoorziening van de locatie Zeeland van de Pompestichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft geweigerd te beslissen op het verzoek van klager tot overplaatsing vanuit de longstay naar een reguliere behandelinrichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 8 november 1990 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is van 9 april 1991 tot 12 augustus 1991 in het Meijers Instituut te Utrecht geplaatst en van 12 augustus 1991
tot 10 mei 1993 in Hoeve Boschoord te Boschoord. Tijdens het verblijf in Hoeve Boschoord is klager gerecidiveerd en is hij vervolgens bij onherroepelijke uitspraak van 25 oktober 1993 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek. Na de
tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf is klager op 29 mei 1995 geplaatst in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna Veldzicht).
Op 10 januari 2003 heeft Veldzicht klager aangemeld voor plaatsing in een longstayvoorziening. Bij advies van 27 juni 2003 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid
tot
de longstayindicatie heeft kunnen komen. De Minister van Justitie heeft op 21 augustus 2003 beslist klager te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Deze plaatsing is op 25 augustus 2003 gerealiseerd.

Op 5 november 2008 heeft klager het ministerie van Justitie verzocht hem over te plaatsen naar een reguliere behandelinrichting, dan wel het Pieter Baan Centrum (PBC) of een andere kliniek, teneinde onderzoek te doen naar de vraag in hoeverre klager in
aanmerking kan komen voor overplaatsing naar een behandelafdeling. De Staatssecretaris heeft dit verzoek op 12 december 2008 afgewezen. Bij uitspraak van 23 april 2009 (08/3299/TB) heeft de beroepscommissie klagers beroep daartegen ongegrond verklaard.

Bij tussenbeslissing van 24 februari 2009 van het hof Arnhem op het door klager ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle tot verlenging van klagers tbs, is besloten klager te laten onderzoeken door het PBC omtrent de
(on)mogelijkheden van de hervatting van zijn behandeling.

Op 23 oktober 2009 heeft het Nederlands Forensisch Instituut voor Psychiatrie en Psychologie (NIFP, waarvan het PBC deel uitmaakt) rapport uitgebracht.
Naar aanleiding daarvan heeft klagers raadsman op 20 november 2009 opnieuw een verzoek tot plaatsing uit de longstay naar een behandelinrichting ingediend. Bij brief van 30 december 2009 heeft de Staatssecretaris daarop geantwoord dat klager binnen
enkele maanden door de LAP zal worden getoetst. Desgevraagd heeft de Staatssecretaris bij brief van 19 januari 2010 ten aanzien van de termijn van de toetsing nader bericht dat thans wordt gewerkt aan de implementatie van het beleidskader longstay
forensische zorg en dat klagers zaak, zodra wordt gestart met de periodieke toetsing, afhankelijk van zijn plaats op de wachtlijst, aan de LAP zal worden voorgelegd.

Bij brief van 28 januari 2010 heeft de Pompestichting de Staatssecretaris meegedeeld dat de Pompestichting het rapport van het PBC van 23 oktober 2009 op 7 december 2009 aan de Van Mesdag heeft gezonden met de vraag of laatstgenoemde inrichting de
conclusie van dat rapport deelt en behandelkansen voor klager ziet. De Van Mesdag heeft die vraag op 26 januari 2010 bevestigend beantwoord maar wil een definitieve beslissing nemen na een intakeprocedure. De Pompestichting verzoekt daarom de
Staatssecretaris de Van Mesdag de opdracht te geven tot het ondernemen van de intakeprocedure en om - bij bereidheid tot het opstarten van een hernieuwde behandeling - klagers longstaystatus op te heffen met als aanwijzing opname in de Van Mesdag.

Het Hof Arnhem heeft op 29 januari 2010 klagers tbs met twee jaar verlengd en heeft daarbij overwogen dat de mogelijkheden van behandeling en resocialisatie van klager onderzocht moeten worden.

Bij op 26 maart 2010 gedateerd schrijven heeft de LAP geadviseerd om gedurende een proefperiode op een behandelafdeling van de Van Mesdag of de Pompekliniek te bezien of men een resocialisatietraject aandurft. Bij een bevestigend antwoord ligt het
volgens de LAP voor de hand klagers longstaystatus op te heffen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep, mede overeenkomstig ter zitting overgelegde pleitnotities - zakelijk weergegeven -, als volgt toegelicht.
Ondanks de ondubbelzinnige conclusie van het PBC dat klager een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en een behandeling van klager buiten de longstay mogelijk is, is de handelwijze van het ministerie van Justitie allesbehalve voortvarend geweest.
Gelet op de inhoud van de brieven van de Staatssecretaris van 30 december 2009 en 19 januari 2010 is afwijzend op klagers verzoek tot overplaatsing beslist, althans is sprake van een weigering om een beslissing te nemen. Het is nu mei 2010 en klager
heeft nog steeds geen duidelijkheid.
Het is, gezien het door onafhankelijke deskundigen uitgebrachte PBC-rapport, onbegrijpelijk dat de Minister een LAP-advies heeft afgewacht en dat het allemaal zo lang moet duren. De LAP adviseert tot een proefplaatsing, waarbij er geen duidelijkheid is
of de longstaystatus wordt opgeheven. Vanaf het uitbrengen van het PBC-rapport gerekend, verblijft klager nu al negen maanden ten onrechte in een longstayvoorziening. De intakeprocedure bij de Van Mesdag dient zo spoedig mogelijk te beginnen.
De LAP adviseert tot een proefplaatsing vanwege de hoge score van klager op de gestructureerde risicotaxatie, dat echter is gebaseerd op statische gegevens uit het verleden waarop klager geen invloed heeft. Die gegevens zeggen niets over klager als
individu. Waar het LAP-advies is gebaseerd op inzage in een aantal stukken en een standaard risicotaxatie die geen rekening houdt met de bijzondere omstandigheden van klager, zou dit advies niet meer waarde moeten krijgen dan het PBC-rapport dat is
gebaseerd op uitgebreid onderzoek door onafhankelijke deskundigen.
Het is niet de bedoeling van het PBC dat klager bij wijze van een proefplaatsing naar een behandelkliniek gaat. Nu het PBC, de Pompekliniek, de Van Mesdag en het hof Arnhem van oordeel zijn dat een behandel- en resocialisatiepoging moet worden
ondernomen, wordt verzocht de beslissing van de Staatssecretaris te vernietigen, althans te bepalen dat ten onrechte is geweigerd een beslissing te nemen, en te beslissen dat klager zal worden overgeplaatst naar een behandelafdeling van een andere
kliniek dan de Pompekliniek. Klager weet dat hij niet meer in de fout zal gaan en kan dat alleen maar bewijzen als hij in een behandelkliniek wordt geplaatst. Volgens de onderzoekers van het PBC moet zo spoedig mogelijk gevolg aan het PBC-rapport
worden
gegeven. Klager heeft zelf voorkeur voor overplaatsing naar de Van Mesdag, omdat deze kliniek dichterbij de woonomgeving van zijn familie is gelegen.

Namens de Minister is in de (op 23 maart 2010) ontvangen schriftelijke reactie van 11 maart 2010 op het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Van een beslissing tot afwijzing van het overplaatsingsverzoek dan wel een fictieve weigering op dit verzoek te beslissen is geen sprake. Bij brieven van 30 december 2009 en 19 januari 2010 is informatie over de te volgen procedure gegeven. Na
afronding
van de procedure zal een beslissing op het overplaatsingsverzoek worden gegeven. Bij gebreke van een inhoudelijke toets van klagers overplaatsingsverzoek is er vooralsnog geen aanleiding om dit verzoek in te willigen. Op dit moment wordt de
mogelijkheid
van opheffing van klagers longstaystatus onderzocht.
Voor zover klager meent dat de herbeoordeling onaanvaardbaar lang op zich laat wachten, wordt verwezen naar de uitspraak van de beroepscommissie met nummer 09/1677/TB, waarin is bepaald dat een overgangsperiode van een jaar na inwerkingtreding van het
beleidskader longstay forensische zorg acceptabel geacht moet worden.
Primair wordt verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair het beroep ongegrond te verklaren.

Namens de Minister is ter zitting van de beroepscommissie het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het in de schriftelijke reactie op het beroep gegeven standpunt over de niet-ontvankelijkheid van het beroep wordt gehandhaafd. In afwachting van een te nemen beslissing, heeft de Minister het advies van de LAP ingewonnen. Dit staat echter los van de
periodieke toets op grond van het beleidskader longstay forensische zorg. De koppeling met dit beleidskader moet dan ook als niet geschreven beschouwd worden. Overigens beoordeelt de LAP ook in geval van een periodieke toets op basis van de stukken en
niet aan de hand van een gesprek.
De Minister wil wel degelijk meewerken als er behandelmogelijkheden zijn. Op 26 maart 2010 heeft de Minister de kwestie aan de LAP voorgelegd. Blijkens een interne
e-mail kon klagers zaak worden meegenomen in de toetsing van zaken door de LAP op 26 maart 2010. De vraag inzake het opheffen van de longstaystatus legt de Minister altijd aan de LAP voor. Het is afhankelijk van de inhoud van het advies of en welke
acties door de Minister worden ondernomen. Om die reden is nog geen opdracht tot het volgen van een intakeprocedure aan de Van Mesdag gegeven. Het advies van de LAP is eind vorige week op het ministerie ontvangen en afgelopen week door [senior adviseur
DJI] ontvangen. Binnen enkele weken kan de beslissing van de Minister op klagers overplaatsingsverzoek verwacht worden. Het gaat nu nog om de keuze in welke behandelkliniek klager geplaatst kan worden en of dat een overplaatsing dan wel een
proefplaatsing zal zijn. De Van Mesdag is bereid klager op te nemen. Het is niet bekend binnen welke termijn dat zou kunnen.
Betwist wordt dat klager gerekend vanaf het PBC-rapport van 23 oktober 2009 thans negen maanden ten onrechte in een longstayvoorziening verblijft. Klager heeft nog immer een longstaystatus. Over het opheffen daarvan moet nog een beslissing worden
genomen. De afdeling Plaatsing forensische zorg zal worden verzocht zo spoedig mogelijk te beslissen op het verzoek van de Pompestichting inzake een opdracht aan de Van Mesdag voor een intakeprocedure.

[Behandelcooordinator] heeft nog de volgende toelichting gegeven.
Hij heeft los van de beroepsprocedure, waarvan hij later heeft vernomen, op eigen initiatief het PBC-rapport na ontvangst doorgezonden naar de Van Mesdag, om deze kliniek te polsen over behandelmogelijkheden van klager. Het antwoord was positief, met
name omdat de Van Mesdag kan voorzien in de volgens het PBC noodzakelijke behandeling door een seksuoloog. Daar de Van Mesdag eerst een intakeprodedure met klager wil doorlopen alvorens definitief over opname te beslissen, heeft de Pompestichting het
ministerie onder meer verzocht om de Van Mesdag een opdracht tot een intakeprocedure te geven. In februari 2010 heeft de Van Mesdag nog bij hem navraag naar de stand van zaken gedaan, omdat een plaats voor klager beschikbaar was. De Van Mesdag wacht
tot
op heden nog op een opdracht van de Minister tot het doorlopen van een intakeprocedure.
[Behandelcoordinator] beschikt over een e-mailbericht, waarin staat vermeld dat de LAP klagers zaak op 26 maart 2010 heeft besproken en dat het advies nog moet worden ondertekend.

4. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (onder meer uitspraak 00/657/TB van 20 november 2000 en uitspraak 07/2890/TB van 20 maart 2008) dient de Minister niet alleen te beslissen op een overplaatsingsverzoek van een inrichting, maar ook op
een overplaatsingsverzoek van een tbs-gestelde op basis van bij de inrichting van verblijf opgevraagde inlichtingen.

Bij de behandeling van het beroep van een andere tbs-gestelde dan klager (09/1677/TB) heeft de vertegenwoordiger van het ministerie van Justitie verklaard dat hangende de periodieke toets op basis van het beleidskader longstay forensische zorg door een
inrichting een overplaatsingsverzoek kan worden ingediend en dat een tbs-gestelde daarom niet in zijn rechtspositie wordt geschaad als moet worden gewacht op een herbeoordeling van zijn longstaystatus.
In het licht van bovenvermelde vaste jurisprudentie dient de Minister naar het oordeel van de beroepscommissie ook hangende de procedure van de periodieke toets te beslissen op een verzoek tot overplaatsing van zowel de inrichting als van een klager.

Vast staat dat klager op 20 november 2009 een overplaatsingsverzoek heeft ingediend naar aanleiding van het rapport van het PBC van 23 oktober 2009. Zoals blijkt uit de brieven van de Staatssecretaris aan klagers raadsman van 30 december 2009 en 19
januari 2010 en de schriftelijke reactie van de Minister van 11 maart 2010 op klagers beroep, heeft het ministerie daarop op dat moment niet willen beslissen in afwachting van de komende periodieke toets op basis van het beleidskader longstay
forensische zorg. Er zijn naar aanleiding van het overplaatsingsverzoek van klager geen inlichtingen bij de Pompestichting opgevraagd.
Kennelijk pas nadat eind januari 2010 bekend was geworden dat de Pompestichting op 7 december 2009 op eigen initiatief de Van Mesdag heeft benaderd over klagers behandelmogelijkheden aldaar gezien de conclusie van het PBC-rapport, heeft de Minister op
26 maart 2010 advies van de LAP gevraagd over klagers zaak, los van de periodieke toets op basis van het beleidskader longstay forensische zorg.
Het vorenstaande in onderlinge samenhang en verband bezien, kunnen de brieven van 30 december 2009 en 19 januari 2010 niet anders worden opgevat dan als een weigering om op basis van inlichtingen van de Pompestichting te beslissen op klagers
overplaatsingsverzoek van 20 november 2009.
Klager kan daarom in het beroep worden ontvangen.

Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.

Het overplaatsingsverzoek is ingediend naar aanleiding van het rapport van het PBC van 23 oktober 2009, dat op verzoek van het hof Arnhem is uitgebracht.
Het PBC geeft daarin aan dat er zeker mogelijkheden zijn om de tbs-behandeling van klager te hervatten in een nieuwe kliniek. Daarbij wordt gedacht aan de Van Mesdag met het oog op behandeling door een seksuoloog aldaar en gezien de locatie van die
kliniek. Aangegeven is onder meer dat de aanvang van resocialisatie in een langzaam, duidelijk gefaseerd en op basis van klagers vorderingen afgestemd tempo, zeker niet te lang op zich moet laten wachten. Dit niet alleen ter motivering van klager, maar
vooral ook om meer zicht te krijgen op zijn functioneren buiten de muren van een kliniek.

De Pompestichting heeft het ministerie op 28 januari 2010 bericht dat zij de Van Mesdag, onder toezending van het PBC-rapport, op 7 december 2009 heeft gevraagd naar behandelmogelijkheden van klager. Zij heeft op 26 januari 2010 van de Van Mesdag
vernomen dat men behandelmogelijkheden ziet, maar pas een definitieve beslissing wil nemen na een intakeprocedure. Om die reden heeft de Pompestichting op 28 januari 2010 het ministerie onder meer verzocht de Van Mesdag opdracht tot een intakeprocedure
te geven.

Het hof Arnhem heeft klagers tbs op 29 januari 2010 met twee jaar verlengd en heeft daartoe onder meer overwogen het met de Pompestichting eens te zijn dat, nu er mogelijkheden worden gezien om de behandeling te hervatten en klager uiteindelijk, zonder
overmatig risico voor de samenleving, te resocialiseren, deze mogelijkheden geëxploreerd moeten worden. Het hof kan zich vinden in de door de Pompestichting voorgestelde lijn om bij bereidheid van de Van Mesdag klager op te nemen de Minister te vragen
om opheffing van klagers longstaystatus en om bij het niet bereid zijn tot opname de Minister te vragen het PBC-rapport voor te leggen aan hun psychiatrische adviseurs om te bezien of - indien met de conclusies van het rapport onderschrijft - elders
behandelmogelijkheden zijn in een tbs-setting.

Zoals eerder is aangegeven, heeft de Pompestichting het ministerie op 28 januari 2010 verzocht om de Van Mesdag opdracht te geven tot het opstarten van de door die kliniek wenselijk geachte intakeprocedure, zodat die kliniek definitief kan beslissen of
zij klager ter behandeling wil opnemen.

De Minister heeft, los van een periodieke toets, de LAP op 26 maart 2010 advies gevraagd over opheffing van klagers longstaystatus in het geval de Van Mesdag bereid is een hernieuwde behandelpoging te ondernemen.
De LAP acht volgens haar advies een plaatsing op een behandelafdeling van de Van Mesdag of de Pompestichting gedurende een proefperiode aangewezen om te bezien of men een resocialisatietraject aandurft en is van oordeel dat het bij een bevestigend
antwoord voor de hand ligt klagers longstaystatus op te heffen.

De beroepscommissie kan niet treden in het beleid van de Minister om zaken met betrekking tot de eventuele opheffing van de longstaystatus altijd eerst voor te leggen aan de LAP alvorens een beslissing te nemen.

Wel is zij van mening dat de Minister klagers overplaatsingsverzoek in het licht van de conclusies van het PBC, los van de periodieke toets, in behandeling had moeten nemen en terzake inlichtingen bij de Pompestichting had moeten opvragen.

Nu gebleken is dat de Pompestichting al op 7 december 2009 op eigen initiatief de Van Mesdag heeft benaderd, had de Minister, gezien de visie van de Pompestichting en de Van Mesdag, alsmede het oordeel van het hof Arnhem - los van de beraadslaging over
de te nemen beslissing in het licht van het gegeven LAP-advies - eerder voorbereidende stappen moeten ondernemen, mede met het oog op klagers behandelmotivatie.
Waar de Van Mesdag thans nog immer geen opdracht is gegeven om de intakeprocedure met klager op te starten om te bezien of zij hem ter behandeling kan opnemen, hecht de beroepscommissie eraan op te merken dat het zeer wenselijk is dat een en ander zo
spoedig mogelijk alsnog in gang gezet wordt, los van de vraag welke beslissing de Minister gaat nemen naar aanleiding van het laatste LAP-advies.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de weigering van 30 december 2009 en 19 januari 2010 om - op basis van opgevraagde inlichtingen van de Pompestichting - te beslissen op klagers verzoek tot overplaatsing, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Nu de bestreden beslissing dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen binnen een maand na
ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een beslissing op klagers overplaatsingsverzoek te nemen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden weigering om een beslissing te nemen. Zij draagt de Minister op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een beslissing op klagers
overplaatsingsverzoek te nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. F.A.M.M. Koenraadt en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven