Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1105/GV, 7 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1105/GV

betreft: datum: 7 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.B.W.G. Beutener, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 april 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat zijn aanwezigheid voor in eerste instantie zijn vader, die nu bij kennis is, en voor zowel de praktische als geestelijke ondersteuning van zijn zus noodzakelijk is. Dit wordt zelfs tegen het belastbaarheidsadvies van de psycholoog van
klagers zus onderkend. Wat betreft de renovatie contradicteert de selectiefunctionaris zichzelf wanneer hij stelt dat een professioneel bedrijf hierin zou kunnen voorzien maar tevens onduidelijk zou zijn wat klager in zijn verlofperiode zou gaan doen.
Dit getuigt van een misplaatst wantrouwen en het onvolledige kennisnemen van de feiten en daarnaast een onwelwillendheid tot het inzien van het gezamenlijke belang in deze. Klager begrijpt uit het voorstel dat de selectiefunctionaris zijn vader rijk
rekent en niet in ogenschouw neemt dat zijn vaders hond op dit moment voor € 10,- per dag in een kennel verblijft. Uit praktische overwegingen vraagt klager zich af wie er dan hoofdverantwoordelijk moet zijn wanneer de klussers bij klagers vader thuis
over de vloer zijn. Er moet iemand garant staan tegen diefstal. Klager vraagt wat de mogelijkheden zijn om het vonnis tijdelijk terug te halen op elektronische detentie.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een verzoek tot strafonderbreking gedaan in verband met de kritieke toestand van zijn vader. Ten tijde van de aanvraag genoot klager incidenteel verlof. Dit verzoek is afgewezen omdat uit de rapportage niet is gebleken dat juist klager de
zorg voor zijn vader op zich diende te nemen. Hij heeft immers een zus die in staat moet worden geacht dit te kunnen regelen. Daarnaast lag klagers vader in het ziekenhuis en was hij niet aanspreekbaar. Tevens was onduidelijk wat klager in de periode
van zijn strafonderbreking zou gaan doen. Waar in de eerste aanvraag met geen woord over is gerept wordt nu als aanleiding voor de strafonderbreking aangevoerd. Klager wil de strafonderbreking benutten om zijn zus die volgens klager niet in staat is
zaken voor hun vader te regelen, te ondersteunen. Ter informatie voegt klager er aan toe dat op het moment dat klagers vader in het ziekenhuis werd opgenomen zij bezig waren met het renoveren van het huis van vader. Deze werkzaamheden zijn nog niet
afgerond. De betrouwbaarheid met betrekking tot het al dan niet nakomen van afspraken door klager heeft geen moment ter discussie gestaan. Laat echter onverlet dat de aanvraag zoals die er ligt aan de wet is getoetst en er op dat moment geen aanleiding
was om strafonderbreking toe te staan. Een en ander heeft niks te maken met treiteren of machtsmisbruik zoals klager suggereert. De bestreden beslissing is in alle redelijkheid en billijkheid genomen op grond van de gegevens die klager op dat moment
heeft verstrekt, te weten het bijstaan van zijn ernstig zieke vader. Nu blijkt dat het kennelijk zo is dat de ondersteuning voornamelijk klagers zus betreft. Klagers zus is kennelijk onder behandeling bij de Tender zoals blijkt uit de overgelegde brief
van haar psycholoog. Klagers zus is met alle zorg omgeven die zij nodig heeft. Dat er in het huis van vader nog werkzaamheden moeten worden verricht is evident, echter dit kan ook worden verricht door een professioneel bedrijf. Daarvoor hoeft klagers
detentie niet te worden onderbroken. Klager is aanvankelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke straf waarbij hij zich diende te houden aan de voorwaarden van de reclassering. Die heeft de opdracht teruggelegd omdat klager zich niet aan de voorwaarden
heeft gehouden. Op grond daarvan is klager veroordeeld en ingesloten.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Arnhem Zuid heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De medisch adviseur van het Ministerie van Justitie heeft gezien de (zeer) kritieke toestand van klagers vader waarbij de kans bestaat op overlijden geadviseerd klager één week strafonderbreking toe te staan.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van één jaar met aftrek, wegens brandstichting. Klagers einddatum valt op of omstreeks 25 februari 2011.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met
een andere vorm van verlof. Het verzoek om strafonderbreking is ingediend omdat klagers vader in kritieke toestand in het ziekenhuis lag en klager zijn zus wilde bijstaan. Op grond van het bepaalde in artikel 36 van de Regeling, gelezen in verband met
de artikelen 22 en 23 van de Regeling, kan in dergelijke gevallen strafonderbreking worden verleend. Van belang is daarbij dat de (medische) noodzaak aannemelijk is. De beroepscommissie acht die noodzaak, gelet op het advies van de Medisch adviseur van
12 april 2010 voldoende aannemelijk geworden. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beroep zal daarom gegrond
worden verklaard. De Minister van Justitie zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na deze uitspraak. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen
van een toegemoetkoming aan klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 7 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven