Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1409/GV, 7 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1409/GV

betreft: [klager] datum: 7 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een via het Bureau Selectiefunctionarissen bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C.
van Vuuren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 10 mei 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. M.A.C. van Vuuren, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het volgende aangevoerd. Klager heeft tot 2 september 2010 elektronisch toezicht. Op 3 mei 2010 heeft hij vernomen dat zijn op Curaçao verblijvende moeder een hartaanval en hersenbloeding heeft gekregen. Zij is halfzijdig verlamd en
verblijft thans in een ziekenhuis. Klager wenst een strafonderbreking van twee weken om zijn moeder te bezoeken. Zijn verzoek is niet gehonoreerd met als argument dat bij een bezoek aan het buitenland normaliter slechts bij overlijden van een naaste
tot
de eerste graad wordt overgegaan tot strafonderbreking. Slechts in bijzondere omstandigheden wordt ministeriële toestemming gegeven. Er is sprake van een bijzondere omstandigheid. Het is in het belang van klager en zijn moeder en overige familieleden,
dat klager in de gelegenheid wordt gesteld zijn ernstig zieke moeder te bezoeken. Een bezoek tijdens het leven van klagers moeder is menselijkerwijs te verkiezen boven een afscheidsbezoek na het overlijden. Zeker nu het einde van de straf nabij is,
dient een belangenafweging in het voordeel van klager en zijn familie uit te vallen. Klager heeft zich tijdens zijn straf goed gedragen en het is ook in het belang van klager dat hij zijn straf tot het einde toe netjes afmaakt. Het is niet in het
belang
van klager dat hij door de Nederlandse Justitie belaagd wordt in verband met een eventueel strafrestant.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager wenst zijn ernstig zieke moeder op Curaçao te bezoeken. Volgens artikel 5 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting is strafonderbreking naar het buitenland alleen
mogelijk in bijzondere omstandigheden. In de toelichting bij dit artikel staat dat er te denken valt aan een sterfgeval van een ouder, kind of partner. Aangezien de moeder niet is overleden, is het verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn geen adviezen uitgebracht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijftien jaar met aftrek, wegens poging tot moord en doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 2 september 2010.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat
niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 jo. artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder. De strafonderbreking dient gelet op artikel 5 van
de Regeling in Nederland te worden genoten. In bijzondere omstandigheden kan de Minister toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft.
In de Nota van toelichting bij dit artikel is – voor zover hier van belang - het volgende bepaald: “Te denken valt aan gevallen waarin de levenspartner, de ouder of het kind van de gedetineerde overleden is.” De beroepscommissie leest hierin niet dat
alleen indien sprake is van het overlijden van het betreffende familielid een verblijf in het buitenland is toegestaan. Nu de beslissing van de Minister enkel op deze grond is gestoeld, kan deze wegens een motiveringsgebrek niet in stand blijven. Het
beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de Minister zal worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe
beslissing te nemen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Ministers op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris,
op 7 juni 2010

secretaris voorzitter

Naar boven