Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/1161/GV, 7 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/1161/GV

betreft: [klager] datum: 7 juni 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 april 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Zijn vrouw is bevallen van hun eerste kindje en het was een zeer moeilijke bevalling. Klager had als vader heel graag de geboorte willen meemaken. Zijn vrouw heeft op dit moment zijn steun hard nodig. Hij
is
vader geworden en weet niet eens hoe zijn kind eruit ziet. Dit is erg moeilijk om te verwerken. Er zijn enorme spanningen in zijn relatie sinds zijn detentie. Zijn vrouw bezoekt een psycholoog. Kortom de omstandigheden zijn erg beroerd en klager wil
zijn vrouw nu steunen.
Hij heeft zich in het huis van bewaring altijd voorbeeldig gedragen. Hij begrijpt niet dat het verzoek is afgewezen, gelet op de positieve inrichtingsrapportage en het advies van de officier van justitie.
Klager is in Nederland geboren en opgegroeid. Hij studeert fulltime en werkte fulltime. Hij heeft geen enkele reden om na zijn verlof niet terug te keren.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 2 april 2010 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar in verband met een poging om tien kilo cocaïne in Sint Maarten in te voeren omstreeks 4 september 2009. Gelet op het feit dat klagers vrouw al zwanger was toen hij het delict
pleegde en het feit dat hem een lange gevangenisstraf is opgelegd, is het verzoek om incidenteel verlof om bij de bevalling van zijn vrouw aanwezig te zijn, afgewezen. Ook onder begeleiding van DV&O is niet mogelijk.

Dat de officier van justitie geen bezwaar heeft, is niet meegewogen, omdat klager op 6 april 2010 hoger beroep heeft aangetekend en hij onder het hof - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats: ressortsparket - valt. Bij navraag bij het
ressortsparket is gebleken dat er wel bezwaar bestaat tegen het verlenen van vrijheden. De inrichting heeft nagelaten dat te vermelden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Havenstraat te Amsterdam heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Uit de inrichtingsrapportage volgt dat de officier van justitie geen bezwaar heeft gemaakt tegen verlofverlening.
Uit de toelichting van de selectiefunctionaris volgt dat de advocaat-generaal van het ressortsparket wel bezwaar heeft tegen verlofverlening.

Door het secretariaat van de Raad zijn ontbrekende stukken opgevraagd bij het b.s.d. van de locatie Havenstraat. Op 20 mei 2010 zijn klagers verzoekschrift van 10 maart 2010 en het inrichtingsadvies vrijheden van 22 april 2010 op het secretariaat van
de Raad ontvangen.

Uit klagers verzoekschrift van 10 maart 2010 volgt dat klager vraagt om hem verlof te verlenen om zijn vrouw te steunen in moeilijke tijden en om de bevalling bij te wonen. Voorts verzoekt klager om incidenteel verlof c.q. strafonderbreking om zijn
studie te kunnen afronden. Klager heeft aangevoerd dat hij na het goedkeuren van zijn scriptie nog een eindgesprek moet voeren. Als hij zijn studie niet vóór juni 2010 afrondt, zal hij zijn lening aan de IB-groep moeten terugbetalen, hetgeen voor hem
een rampscenario is.

Het inrichtingsadvies vrijheden van 22 april 2010 houdt onder meer in dat klagers verzoek om zijn voorlopige hechtenis te schorsen door het gerechtshof is afgewezen. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat het belang dat klager heeft bij schorsing van de
voorlopige hechtenis niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot gevangenhouding zijn aangewezen welke thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming.

Uit de telefonische inlichtingen van 20 mei 2010 van een medewerker van het b.s.d. bij de locatie Havenstraat volgt dat klager inmiddels in een aparte kamer in de inrichting bezoek van vrouw en kind heeft ontvangen

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek, in verband met opzettelijk handelen in strijd met een in de Opiumwet gegeven verbod. Hij heeft tegen deze veroordeling hoger beroep aangetekend.

Klager heeft om incidenteel verlof gevraagd om bij de geboorte van zijn kind aanwezig te kunnen zijn.

Incidenteel verlof kan op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna de Regeling) worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn
aanwezigheid noodzakelijk is. Ingevolge het tweede lid kan incidenteel verlof indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. In het vierde lid staat dat bij de bepaling van de duur van het incidenteel verlof in ieder geval rekening wordt
gehouden met de benodigde reistijd en beveiliging. Het incidenteel verlof eindigt op de dag waarop het is aangevangen. Indien de benodigde reistijd dat niet toelaat eindigt het in ieder geval de daarop volgende dag.

De aard van de gebeurtenis brengt met zich dat incidenteel verlof onder bewaking bij een bevalling nauwelijks is te realiseren. Hierbij dienen de ongewisse tijdsduur en de praktische bezwaren van beveiliging bij een bevalling meegewogen te worden.
Incidenteel verlof zonder bewaking is klager niet toegestaan, omdat hij in eerste aanleg is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf en thans in preventieve hechtenis verblijft, omdat hij hoger beroep tegen deze veroordeling heeft aangetekend.
Uit de mededeling van de selectiefunctionaris volgt dat de advocaat-generaal bezwaar heeft tegen het verlenen van verlof aan klager.

Uit klagers beroepschrift wordt opgemaakt dat klager de afwijzing van zijn verzoek om incidenteel verlof om bij de geboorte aanwezig te zijn tevens opvat als een afwijzing van een verzoek om een kraambezoek te brengen.
Gelet op klagers verzoek om verlofverlening van 10 maart 2010 is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris terecht hier geen verzoek in heeft gelezen om aan klager (incidenteel) verlof te verlenen voor het afleggen van een
kraambezoek.
Overigens is uit de telefonische inlichtingen van het b.s.d. gebleken dat inmiddels de mogelijkheid bestaat dat moeder en kind klager in de inrichting bezoeken.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Minister tot afwijzing van klagers verzoek om incidenteel verlof voor het bijwonen van de geboorte van zijn kind, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen,
niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

Voor wat betreft klagers verzoek om hem verlof (in enige vorm) te verlenen in verband met zijn studie overweegt de beroepscommissie dat de Minister op dit onderdeel van klagers verzoek niet heeft beslist, hetgeen op dit punt tot gegrondheid van het
beroep zal leiden. De beroepscommissie zal echter, gelet op de uitspraak van het gerechtshof 22 april 2010, de Minister niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen en ziet dan ook geen aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover dit de afwijzing betreft om klager incidenteel verlof te verlenen om bij de bevalling aanwezig te kunnen zijn ongegrond en verklaart het beroep voor zover dit een verzoek om enige vorm van verlof
betreft in verband met klagers studie gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 juni 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven