Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1016/GA, 20 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/1016/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 20 juli 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. Urbanus, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 februari 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 26 juni 2017, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. T. Urbanus, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Zoetermeer.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

               

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de uitval van arbeid in de periode van 22 juli tot en met 8 augustus 2016 (beklagnummer 559) en het aantal aangeboden arbeidsuren en het aantal uren aan andere activiteiten sinds klagers binnenkomst op 19 oktober 2015 (beklagnummer 597).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.

Het beklag bestaat uit twee onderdelen, namelijk de uitval van de arbeid en het aantal uren activiteiten dat wordt aangeboden. In de periode 22 juli 2016 tot en met 8 augustus 2016 is in totaal negen keer de arbeid uitgevallen. In vier van die gevallen is klager gecompenseerd doordat hij even uit zijn cel mocht gaan. Het loon is wel doorbetaald. Als de arbeid uitvalt, dient de directeur in het kader van zijn inspanningsverplichting naar alternatieven te zoeken. De vakantieperiode en een structureel personeelstekort kan niet worden aangemerkt als een onvoorziene gebeurtenis.

Het tweede beklagonderdeel betreft de aangeboden activiteiten. Dit valt uiteen in het aantal uren van het programma dat wordt aangeboden en het aantal uren arbeid dat wordt aangeboden. Opgemerkt wordt dat “opleiding, re-integratie en zingeving” (hierna: ORZ) soms samenvalt met een activiteit. Voorts is de looptijd van en naar de arbeid niet aan te merken als activiteit. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij de bestaande jurisprudentie, waarin is bepaald dat de tijd om te wekken en in te sluiten niet wordt meegeteld als activiteit. Sinds zijn binnenkomst in de locatie Zoetermeer op 19 oktober 2015 krijgt klager maximaal 18,5 uur arbeid aangeboden. Dit blijkt uit de overgelegde roosters. Uit jurisprudentie blijkt dat dit te weinig is. Daarbij heeft klager te maken gehad met uitval van de arbeid. Hiervoor is klager niet (voldoende)  gecompenseerd. Ook is het totale aantal uren activiteiten netto te weinig. Dat moet in totaal minimaal 43 uur per week zijn.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het klopt dat op de vakantieperiode geanticipeerd kan worden en dat doet de directeur ook. Echter, als daarnaast sprake is van onvoorziene uitval van personeel door langdurig ziekteverzuim, dan wordt de situatie heel penibel. Er was geen personeel beschikbaar om vervangende activiteiten aan te bieden. Klager verblijft in een regime van beperkte gemeenschap. Het dagprogramma is goedgekeurd door de adviescommissie en klager heeft 43 uur per week aan activiteiten. Dagelijks is vier uur arbeid ingeroosterd, inclusief vijftien minuten looptijd (heen en terug). Op vrijdag wordt twee en een half uur arbeid aangeboden. Naast de activiteiten van 43 uur per week wordt ook ORZ aangeboden.

 

3.            De beoordeling

Op grond van artikel 47, tweede lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de beschikbaarheid van arbeid. Klager heeft zich beklaagd over het feit dat in de periode 22 juli 2016 tot en met 8 augustus 2016 in totaal negen keer de arbeid is uitgevallen. De oorzaak hiervan is personeelstekort door langdurig ziekteverzuim in combinatie met de zomervakantie. Nu de directeur ter zitting niet heeft weersproken dat in de genoemde periode de arbeid negen keer is uitgevallen, oordeelt de beroepscommissie dat sprake is geweest van een structurele uitval van de arbeid. Niet is gebleken dat aan klager op die dagen (voldoende) vervangende activiteiten zijn aangeboden. De beslissing van de directeur om klager wegens personeelstekort negen keer niet deel te laten nemen aan de arbeid en klager tijdens de voor de arbeid bestemde tijd (gedeeltelijk) in te sluiten is in strijd met de op hem rustende zorgplicht. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard. Nu aan klager volledige compensatie (arbeidsloon) is geboden op de dagen dat hij niet heeft gewerkt, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Met betrekking tot het beklagonderdeel betreffende het aantal uren aangeboden activiteiten overweegt de beroepscommissie dat de klacht ziet op een algemene voor alle in het basisprogramma verblijvende gedetineerden geldende regel. Tegen een algemene regel staat in beginsel geen beklag open, tenzij die regel in strijd is met hogere wet- of regelgeving. Derhalve dient de beroepscommissie na te gaan of sprake is van strijdigheid met wet- of regelgeving van hogere orde. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat klager verblijft in een inrichting met een regime van beperkte gemeenschap. Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Penitentiaire maatregel (Pm) wordt aan gedetineerden die verblijven in een regime van beperkte gemeenschap tussen de 18 en 63 uren per week aan activiteiten en bezoek aangeboden. De beroepscommissie is van oordeel dat het dagprogramma in het basisprogramma daarmee ruimschoots aan de in artikel 3, derde lid, van de Pm neergelegde norm voldoet. Het aan klager aangeboden dagprogramma is niet in strijd met hogere wet- of regelgeving. De beroepscommissie beslist derhalve als volgt.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag met nummer 559 alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag met nummer 597.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. E. Lucas en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 20 juli 2017.                                 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven