Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0777/GB, 17 juli 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-07-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/777/GB

 

Betreft:               [klager]                datum: 17 juli 2017

 

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Scheveningen ongegrond verklaard.

2.            De feiten

Klager is sedert 29 december 2016  gedetineerd. Hij verbleef op de extra zorg voorziening (EZV) van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 2 februari 2017 is hij geplaatst in het PPC Scheveningen, waar een individueel regime geldt. Op 27 maart 2017 is klager geplaatst in het huis van bewaring van de penitentiaire inrichting Groot Alphen.

3.            De standpunten

3.1.        Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.

In de indicatiestelling zou te lezen zijn dat door een psycholoog van het NIFP zou zijn geadviseerd dat sprake was van achterdocht en mogelijk paranoïde ideeën. Op de afdeling van de vorige inrichting waar klager verbleef, zou hij soms een achterdochtige en dwingende indruk hebben gemaakt. Volgens klager bevat deze stelling slechts algemene bewoordingen en wordt dit niet nader onderbouwd. Pas nadat een aantal zaken  met betrekking tot klagers medicatie niet goed was gegaan, is een conflict met de medische dienst ontstaan. De desbetreffende medicatie was voorgeschreven in verband met klagers fysieke toestand en niet zijn geestelijke toestand. Uit de bestreden beslissing volgt dat volgens de selectiefunctionaris sprake was van een groot aantal medische klachten en een noodzaak voor klager om medicatie te gebruiken. Klager betwist dit. Zelfs indien dit juist zou zijn, zou hooguit geconcludeerd kunnen worden dat er zorgen bestaan omtrent klagers fysieke toestand, maar dit kan niet de plaatsing in een PPC rechtvaardigen. Klager is van mening dat geen sprake is van een zorgvuldige belangenafweging  en dat is gehandeld in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Klager verzoekt om een tegemoetkoming voor de periode dat hij ten onrechte geplaatst is geweest in het PPC Scheveningen.

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is geplaatst in het PPC Scheveningen naar aanleiding van de indicatiestelling van de psycholoog van het NIFP van 31 januari 2017. De selectiefunctionaris heeft geen reden te twijfelen aan de indicatiestelling. Met de plaatsing van klager in het PPC Scheveningen is rekening gehouden met klagers wens in de nabijheid van zijn netwerk te worden geplaatst. De selectiefunctionaris meent dat het beginsel van hoor- en wederhoor niet is geschonden nu klager in de gelegenheid is gesteld het bezwaarschrift schriftelijk toe te lichten. Voorts is de selectiefunctionaris van mening dat de motivering kenbaar en deugdelijk is.

 

4.            De beoordeling

4.1.        Hoewel klager niet langer in een PPC verblijft, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.2.        Anders dan klager stelt, is geen sprake van schending van het beginsel van hoor- en wederhoor nu klager in de gelegenheid is gesteld schriftelijk zijn bezwaren kenbaar te maken.

4.3.        Het PPC Scheveningen is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.4.        Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.5.        In de overgelegde indicatiestelling van 31 januari 2017 is het volgende vermeld: “Betrokkene kwam binnen op de EZV omdat hij op de rechtbank was gesproken door een psycholoog van het NIFP die dit adviseerde omdat er sprake was van achterdocht en mogelijke paranoïde ideeën. Op de afdeling maakte betrokkene soms ook een achterdochtige, maar vaak ook een dwingende indruk. Nadat er in het begin een aantal zaken misliepen met betrekking tot zijn medicatie, heeft betrokkene besloten afstand te doen van verdere medische zorg omdat hij geen vertrouwen heeft in de medische dienst. Er is echter sprake van flink wat medische klachten ene en [de beroepscommissie leest hier: en een] noodzaak (op lange termijn) om medicatie te gebruiken. Ook na een gesprek met de psycholoog en meerdere gesprekken met de psychiater was hij hier niet van af te brengen.”

4.6.        De selectiefunctionaris heeft de omtrent klagers persoonlijkheid en gedrag verstrekte gegevens, zoals weergegeven in het selectieadvies van de directeur van de locatie De Schie en de indicatiestelling van 31 januari 2017, in redelijkheid kunnen aanmerken als een contra-indicatie voor een (langer) verblijf in een regime van beperkte, dan wel algehele gemeenschap, zodat de beslissing klager te plaatsen in het PPC Scheveningen, waar een individueel regime geldt, niet onredelijk of onbillijk is. Hierbij is in aanmerking genomen dat de beroepscommissie, anders dan klager stelt, de indicatiestelling voldoende onderbouwd acht. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 juli 2017

 

                                

 

                secretaris            voorzitter
 

Naar boven