Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0313/GA, 25 juni 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/313/GA

betreft: [klager] datum: 25 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2010 van de beklagcommissie bij de gevangenis Grave,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 mei 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de gevangenis Grave.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens aangetroffen contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag deels ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gedeelte van het beklag dat ongegrond is verklaard betreft alleen het verlengsnoer. Het verlengsnoer was van klagers celgenoot. Voordat klager bij hem op cel kwam, hing dat snoer daar kennelijk al maanden. De celgenoot gebruikte dat voor zijn
waaier. Klager heeft alleen een radio en die kan hij moeiteloos van stroom voorzien. Hij heeft geen (andere) elektrische apparaten die hij met een verlengsnoer van stroom kan voorzien. Aan klager wordt verweten dat hij het snoer gezien heeft, zou
moeten
weten dat dat niet is toegestaan en dat hij dat niet aan de piw-ers gemeld heeft. Klager heeft gezegd dat het snoer niet van hem is. Hij heeft niet meer met zijn celgenoot gesproken. De celgenoot mocht alleen zijn spullen inpakken voor diens
overplaatsing.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij de celinspectie is veel contrabande gevonden. Getracht is te achterhalen welke voorwerpen aan wie toebehoren. Van het verlengsnoer was niet duidelijk aan wie dat toebehoorde. Niemand nam de verantwoording daarvoor, dus zijn beide gedetineerden
daarvoor gesanctioneerd. De celgenoot heeft wel een zwaardere disciplinaire straf opgelegd gekregen. Een verlengsnoer van één meter is toegestaan. Het gevonden snoer was veel langer. Dat het verlengsnoer gebruikt werd voor de waaier, betekent niet dat
het verlengsnoer toebehoorde aan de celgenoot.

3. De beoordeling
Gezien het verhandelde ter zitting oordeelt de beroepscommissie dat niet valt uit te sluiten dat het verlengsnoer reeds aanwezig was op het moment dat klager in de cel werd geplaatst. De door klager afgelegde verklaring met betrekking tot het
verlengsnoer wordt niet onaannemelijk geacht. Onder die omstandigheden kan klager niet verantwoordelijk worden gehouden voor het aangetroffen verlengsnoer. Op grond van het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de
bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij beslist dan ook als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag, voor zover in beroep aan de orde, alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 25 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven