Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0665/GA, 25 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:25-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/665/GA

betreft: [klager] datum: 25 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 maart 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 april 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur bij de penitentiaire inrichting Nieuwegein.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van twee Replay vesten.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Zijn vesten zijn zoekgeraakt door de verhuizing naar een andere unit. Klager heeft zelf zijn spullen in dozen gepakt en deze in een rolcontainer gezet. Het
IBT heeft alle spullen gecontroleerd en na twee uur heeft klager zijn spullen teruggekregen. Ze waren niet meer op dezelfde wijze ingepakt als dat klager dat had gedaan. Sommige dozen waren vervangen door plastic zakken. Hij heeft tien dozen
aangeleverd
en kreeg acht dozen en plastic zakken terug. Hij heeft daarna zijn cel gereinigd. Er lag veel stof.
De volgende dag heeft hij zijn dozen uitgepakt en bemerkt dat de twee vesten weg waren. Klager heeft inderdaad een aansprakelijkheidsverklaring ondertekend, maar die is niet van toepassing als hij zijn spullen niet in eigen beheer heeft.
De aankoopbon van de vesten is bij de stukken gevoegd.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De verhuizing naar een andere unit is gebruikt om alle spullen van de gedetineerden te controleren. Alle spullen zijn in rolcontainers naar de arbeidszaal gebracht en gecontroleerd door het IBT, dat uit 24 man bestond. Er was een drugshond bij
aanwezig.

In de arbeidszaal stond een lange rij tafels opgesteld, waar de spullen op zijn gelegd. Het is mogelijk dat er bij het controleren iets gevallen is en bij de spullen van een andere gedetineerde terecht is gekomen. Er kan altijd wat misgaan. Het is
bekend dat klager vrij netjes is. Niet alle kleding zal op precies dezelfde manier door het IBT zijn verpakt als door klager aangeleverd. Niet alles zal terug zijn gedaan in dezelfde doos. Het controleren en inpakken is zeer zorgvuldig geschied.
De spullen zijn vervolgens naar de nieuwe afdeling gebracht. Als klager dan eerst zijn cel gaat reinigen en pas 24 uur later meldt dat er spullen vermist zijn, staat niet vast dat die spullen tijdens de verhuizing zijn verdwenen. Na 24 uur kan er niet
gesteld worden dat dit aan de nalatigheid van de directeur te wijten is.
Niet gesteld wordt dat klager geen twee Replay vesten in zijn bezit zou hebben gehad.

3. De beoordeling
Klager heeft gesteld en dit is ter zitting van de beroepscommissie niet betwist door de directeur dat hij 24 uur na verhuizing naar een andere unit na het schoonmaken van zijn cel en het uitpakken van zijn eigendommen heeft geconstateerd en gemeld dat
hij twee vesten miste.
Gelet op de wijze waarop de goederen zijn gecontroleerd, zoals is beschreven door de directeur, valt niet uit te sluiten dat de twee vesten zijn zoekgeraakt tijdens de controle en mogelijk door verwisseling zijn terecht gekomen bij de eigendommen van
een andere gedetineerde. Door de directeur is die mogelijkheid ook erkend en is niet betwist dat klager daadwerkelijk de twee vesten in zijn bezit heeft gehad.
De directeur heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen, omdat klager een verklaring van eigen risico heeft ondertekend.
Nu klager gedurende twee uur zijn eigendommen niet onder zijn beheer heeft gehad en in die tijd bovenstaande controle heeft plaatsgevonden, is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet kan worden gehouden aan deze verklaring van eigen risico.
Dat klager eerst zijn cel heeft gereinigd en vervolgens na 24 uur na het uitpakken van zijn eigendommen heeft geconstateerd en gemeld dat hij twee vesten miste, acht de beroepscommissie plausibel en vormt geen reden om klager toch aan zijn verklaring
van eigen risico te houden.
De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de
beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.
Met betrekking tot de toe te kennen tegemoetkoming wordt het volgende overwogen. Uitgangspunt is dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak en dat voor de vergoeding van geleden schade andere wegen openstaan, zoals een
verzoek aan de directeur om de schade te vergoeden dan wel een civiele vordering. Indien bij gegrond verklaarde klachten over vermissing en/of beschadiging van voorwerpen die aan een gedetineerde toebehoren de hoogte van de schade op eenvoudige wijze
vastgesteld kan worden, ligt het echter voor de hand om – op verzoek van klager –, de schade mee te wegen bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming. Daarbij dient te worden opgemerkt dat, indien de beroepscommissie een verzoek om
schadevergoeding in het kader van de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk honoreert bij de vaststelling van de tegemoetkoming, klager (op zijn minst gedeeltelijk) het recht verspeelt om een schadevergoedingsverzoek aan de directeur te doen.

In het onderhavige geval betreft het beklag de vermissing van twee Replay vesten. Klager heeft de aankoopbon van deze vesten, die hij op 31 juli 2008 voor € 238,= heeft gekocht, overgelegd. De beroepscommissie ziet aanleiding om de schade mee te wegen
bij de vaststelling van de tegemoetkoming. De tegemoetkoming zal nu het gebruikte voorwerpen betreft, de redelijkheid en billijkheid in aanmerking nemende, worden vastgesteld op een bedrag van € 125,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 125,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 25 mei 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven