Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0469/GA, 21 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/469/GA

betreft: [klager] datum: 21 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuyder Bos,

gericht tegen een uitspraak van 3 februari 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 april 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is [...], directeur bij de locatie Zuyderbos gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen
gebruik
gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee maanden wegens de weigering gehoor te geven aan een opdracht van de
werkmeester.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft het door klager ingediende beklag gegrond verklaard voor wat betreft het voorwaardelijke gedeelte van de opgelegde
disciplinaire straf. De directeur meent in tegenstelling tot de beklagcommissie dat de voorwaardelijke disciplinaire straf wel bijdraagt aan de verbetering van de werkverhouding tussen klager en het personeel. De betreffende voorwaarde hield in dat de
opdrachten naar behoren worden uitgeoefend. Het hoofd arbeid heeft met de betreffende gedetineerden gesproken.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat klager zich niet heeft gehouden aan de opdracht van de werkmeester om het werk af te maken. Gelet hierop kan de beslissing van de directeur tot het opleggen van een disciplinaire straf bij
afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dit geldt zowel voor het onvoorwaardelijk als voor het voorwaardelijk deel van de opgelegde disciplinaire straf. Dat het opleggen van een deels
voorwaardelijk straf in het onderhavige geval niet zou kunnen bijdragen aan het verbeteren van de werkverhouding, acht de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk geworden. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak
van de beklagrechter zal worden vernietigd en de het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover aan haar oordeel onderworpen en verklaart het beklag alsnog in zoverre ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.H. de Wild, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. dr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 21 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven