Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0179/GA, 20 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/179/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Ahling, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 januari 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 april 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Ahling en [...], directeur bij de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
Het beklag betreft de toepassing van onnodig en excessief geweld jegens klager tijdens het overbrengen naar de strafcel waardoor klagers lichamelijke integriteit is geschonden en zijn broek en ketting kapot zijn gemaakt.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het verslag van het IBT klopt niet. Klager is vrijwillig naar de strafcel gegaan en is niet agressief geweest. Hij heeft meegewerkt. Het toegepaste geweld was disproportioneel. Klager is met wapenstokken geslagen, terwijl hij geboeid was, ook toen hij
op de grond lag. In het eerste verslag wordt met geen woord gesproken over de inzet van wapenstokken. Pas in de bijlage wordt vermeld dat er wapenstokken zijn gebruikt. Slechts is vermeld dat alles volgens de criteria van proportionaliteit en
subsidiariteit is verlopen. Hierdoor is niet toetsbaar wat er precies is gebeurd en dient uitgegaan te worden van klagers lezing van de feiten.
Het ontstane letsel was niet ernstig genoeg om het te laten fotograferen.
De raadsman heeft begrepen dat de beklagcommissie wel eens een training van het IBT heeft bijgewoond. Dit verklaart. misschien de overweging dat de beklagcommissie er ambtshalve van op hoogte is dat het IBT zorgvuldig en professioneel te werk gaat en
geen reden heeft om aan de inzet en het gedrag van het IBT te twijfelen. Toch kan het zijn dat het dit keer verkeerd is gegaan.
Op de beklagzitting is aangevoerd dat klager al eerder agressief was geweest. Navraag leerde dat dit om een incident ging met oud en nieuw. Klagers hele gang is toen druk geweest en klager heeft enkel een berisping gekregen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het incident met oud en nieuw, dat de raadsman beschrijft, ging met heel veel geweld gepaard. Klager heeft zijn cel aan gort geslagen. Zijn been lag hierdoor open en hij is naar het ziekenhuis vervoerd. Het is wel juist dat hij toen niet agressief naar
het personeel is geweest en dat hij heeft meegewerkt.
Het personeel had het beeld van oud en nieuw nog voor ogen. Dit incident wordt erg gebagatelliseerd door de raadsman.
Klager is rapport aangezegd, omdat hij te laat was voor de arbeid. Hij is dreigend op een p.i.w.-ster afgelopen, weigerde naar binnen te gaan en heeft haar uitgescholden. Klager was boos en dreigend. Gezien de eerdere ervaringen met klager heeft de
directeur het IBT de opdracht gegeven om klager naar de strafcel te transporteren om daar het rapport af te handelen. Dit gebeurt niet bij iedere strafcelplaatsing. In dit geval wel, omdat klager maar tekeer bleef gaan. Het IBT heeft klager meermalen
gevraagd om mee te werken, maar klager wilde op geen enkele wijze meewerken. De directeur is hier deels ook bij aanwezig geweest. Door het IBT is aangegeven dat gepast geweld gebruikt zou worden als hij niet zou meewerken. Hierop nam klager een
vechthouding aan. Omdat klager niet wilde meewerken aan de procedure, is hij door het IBT uitgekleed. Ook dit ging gepaard met de nodige tegenwerking. Gedurende de strafcelplaatsing bleef klager zich constant verbaal en fysiek verzetten. Het geweld,
dat
is gebruikt, voldeed aan de criteria van proportionaliteit en subsidiariteit.

3. De beoordeling
Klager is, omdat hij te laat was voor de arbeid, rapport aangezegd. Daarna heeft hij dreigementen geuit naar een p.i.w.-ster en weigerde hij om aanwijzingen van het personeel op te volgen. Dit is door klager niet betwist.
De beroepscommissie acht het niet onbegrijpelijk dat de directeur gelet op een eerder gewelddadig incident klager, die kwaad was en tekeer bleef gaan, door het IBT naar de strafcel heeft laten brengen.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is niet gebleken dat disproportioneel geweld is toegepast. Ook is niet gebleken van enig letsel. Klager heeft aangegeven dat het letsel, dat toegebracht zou zijn, niet ernstig genoeg was om te laten
fotograferen.
Overigens merkt de beroepscommissie op dat van een rapport als bedoeld in artikel 9 van de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen mag worden verwacht dat het feiten en omstandigheden bevat, waaruit de directeur en/of een toezichthoudende en/of
rechtsprekende instantie de conclusie kan trekken of voldaan is aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dat in het rapport van het IBT de medewerkers, die het geweld hebben toegepast, zelf die conclusie trekken, acht de beroepscommissie
niet wenselijk.
Gelet op het bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond, bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. U. van de Pol, voorzitter, L. Diepenhorst MPA en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 mei 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven