Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0343/GB, 18 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:18-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/343/GB

Betreft: [klager] datum: 18 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F.M.G. Heutink, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 januari 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) Ter Apel afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 7 december 2009 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. Leeuwarden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Collusiegevaar is niet aanwezig. Er gelden voor klager geen beperkingen inzake contactmogelijkheden. Dit geldt ook voor klagers medeverdachte. Gevaar voor wraakacties is totaal ongegrond. Volstrekt onduidelijk is wie op wie wraak zou kunnen nemen en
waarom.
Eén van de belangrijkste redenen met betrekking tot klagers wens tot overplaatsing is gelegen in de slechte gezondheidstoestand van klagers vriendin. Zij woont in [...]. In verband met haar gezondheid is het voor haar uiterst bezwaarlijk om telkens de
reis naar Leeuwarden te maken. Klagers raadsman voegt diverse papieren met betrekking tot de gezondheidstoestand van klagers vriendin bij.
Klagers raadsman geeft per brief van 8 april 2010 aan dat er in de zaken van klager uitspraak is gedaan op 2 april 2010. Daarbij wordt gesteld dat in die situatie het door de Officier van Justitie genoemde risico van afstemming geen relevante factor
meer kan zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
In verband met het overplaatsingsverzoek werd aangegeven dat het Openbaar Ministerie (OM) te Groningen een negatief advies had gegeven in verband met het verblijf in het h.v.b. Ter Apel van een medeverdachte in klagers zaak. Op het
voorgeleidingformulier is aangegeven dat er sprake is van zogenoemd collusiegevaar/wraakacties ten aanzien van die medeverdachte.
Aangegeven is dat klager, wanneer het collusiegevaar is geweken, opnieuw een verzoek kan doen.
Bij de behandeling van het beroepschrift heeft de selectiefunctionaris wederom via de inrichting de Officier van Justitie om advies gevraagd om te verifiëren of zij nog steeds negatief adviseren omtrent een eventuele overplaatsing. Op 19 maart. 2010
heeft het OM wederom een negatief advies gegeven. Aangegeven wordt dat het onwenselijk is dat klager in de gelegenheid wordt gesteld om met de medeverdachte de zaak af te stemmen.
De selectiefunctionaris heeft contact gehad met het bureau selectie- en detentiebegeleiding van de penitentiaire inrichting Ter Apel. Daaruit bleek dat diverse units de bestemming van h.v.b hebben, maar dat er geen garantie te geven is dat beide
verdachten niet met elkaar in contact kunnen komen. Derhalve is een plaatsing van beide verdachten in dezelfde inrichting momenteel niet mogelijk. Op het moment dat het OM geen negatief advies meer geeft, kan klager opnieuw een verzoek doen, waarbij
hij
niet is gebonden aan de in artikel 18, vierde lid, van de Pbw gestelde termijn.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. In de bestreden beslissing is vermeld dat een medeverdachte van klager in het h.v.b. Ter Apel verblijft en dat klager en de medeverdachte op last van het OM niet in één inrichting kunnen worden geplaatst. In het verweer in beroep geeft de
selectiefunctionaris aan dat het OM desgevraagd wederom een negatief advies afgeeft. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, waarin ligt besloten dat de in het advies van het OM bedoelde belangen van
dusdanig gewicht zijn dat de bezoekbelangen daartegenover thans van onvoldoende gewicht zijn, kan bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Van belang hierbij is dat de
selectiefunctionaris
heeft aangegeven een nieuw verzoek om overplaatsing in behandeling te nemen indien het OM geen negatief advies meer afgeeft. Daarbij verdient opmerking dat klager en zijn mededader beiden in eerste aanleg zijn veroordeeld en beiden hoger beroep tegen
die veroordeling hebben ingesteld. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 18 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven