Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0594/GA, 17 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/594/GA

betreft: [klager] datum: 17 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V. Senczuk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 december 2009 van de alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van detentiecentrum Zeist in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. V. Senczuk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om bij de geboorte van zijn kind te mogen zijn. Het bevreemdt klager ten zeerste dat de beklagrechter meent dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat zijn aanwezigheid noodzakelijk zou zijn. Het was sociaal wenselijk dat klager,
zelf nog vrij jong terwijl zijn vriendin nog minderjarig is, aanwezig was.
De uitspraak is onvoldoende gemotiveerd aangezien de beklagrechter miskend heeft dat de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) ook op vreemdelingen van toepassing is, terwijl het kenmerk van de vreemdelingenbewaring gelegen
is in het feit dat vreemdelingen tegen hun wil uitgezet worden en gedetineerd zijn om ervoor te zorgen dat zij zich niet aan deze uitzetting kunnen onttrekken.
Gelet op klagers belang om bij de geboorte van zijn eerste kind te zijn en zijn jeugdige vriendin bij te staan, valt niet in te zien waarom er niet voor is gekozen om begeleid verlof toe te staan.
Er heeft onvoldoende belangenafweging plaatsgevonden door te oordelen dat het voldoende was dat klager gebruik kon maken van een van de uitgebreide bezoekuren om zijn kind te zien. De moeder van het kind heeft nu kort na de bevalling de keuze moeten
maken om vanuit Landgraaf met een pasgeboren kind naar Soesterberg te reizen. Dit is een afstand van ongeveer 362 kilometer. Juist voor deze gevallen is de Regeling van toepassing verklaard voor vreemdelingen. Klager is op zeer jonge leeftijd naar
Nederland gekomen en heeft helaas nooit een verblijfsvergunning gekregen, terwijl zijn broer en zus wel een pardonaanbod hebben gehad. Zijn procedure loopt nog. Op 8 december 2009 is hij in vrijheid gesteld. Hij verblijft sindsdien in het AZC te
Eindhoven.
Ten onrechte dan wel op onjuiste en/of onvoldoende gronden heeft de beklagrechter geoordeeld dat de beslissing op juiste wijze is genomen en dat deze ook niet onredelijk of onbillijk was.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om incidenteel verlof is niet toegewezen omdat hij, ondanks het feit dat hij de procedure tot ongewenstverklaring mag
afwachten in Nederland, illegaal in Nederland is. Voorts heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek negatief geadviseerd ter zake van verlofverlening en kan klager gebruikmaken van het uitgebreide bezoekuur van wekelijks twee uur aaneengesloten bezoek.

3. De beoordeling
Artikel 21, eerste lid, van de Regeling houdt in dat de directeur incidenteel verlof kan verlenen voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.
De beroepscommissie stelt voorop dat uit de stukken niet is gebleken dat klagers aanwezigheid bij de geboorte noodzakelijk was. Daarbij komt dat de Dienst Terugkeer en Vertrek de directeur van het detentiecentrum heeft geadviseerd om aan klager geen
verlof te verlenen in verband met de vrees dat klager zich zou onttrekken aan uitzetting, hetgeen een contra-indicatie vormt voor verlofverlening.
Namens klager is aangevoerd dat het verlof onder begeleiding of bewaking had kunnen plaatsvinden. De aard van de gebeurtenis brengt naar het oordeel van de beroepscommissie met zich dat incidenteel verlof onder begeleiding of bewaking niet goed is te
realiseren. Hierbij dienen de ongewisse tijdsduur en de praktische bezwaren van beveiliging bij een bevalling meegewogen te worden.
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 mei 2010.

secretaris voorzitter

Naar boven