Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2063/SGA, 30 juni 2017, schorsing
Uitspraakdatum:30-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer             : 17/2063/SGA

Betreft : [verzoeker]     datum: 30 juni 2017

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[…], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde locatie van 28 juni 2017, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 28 juni 2017 om 13.55 uur en eindigend op 12 juli 2017 om 13.55 uur, wegens het voorhanden hebben van contrabande (te weten een handelsvoorraad (ca. 16 gram) softdrugs en een SD-kaart).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie, inhoudende dat het schorsingsverzoek tevens als klaagschrift  wordt aangemerkt, en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 29 juni 2017.

1.            De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval. Het voorhanden hebben van softdrugs in een inrichting is – zo komt naar voren uit het landelijk geldende drugsontmoedigingsbeleid – strafwaardig gedrag. De directeur kon daarom, nu dat voorhanden hebben niet wordt ontkend, in redelijkheid daarvoor een disciplinaire straf opleggen. Ten aanzien van de soort en duur van de opgelegde disciplinaire straf geldt dat deze niet afwijkt van het in de penitentiaire inrichtingen geldende sanctiebeleid (Sanctiekaart 2016 DJI). Verzoeker had een handelsvoorraad softdrugs voorhanden. Daarvoor kan de directeur, als er geen feiten of omstandigheden zijn die een andere (minder zware) sanctie zouden rechtvaardigen, een disciplinaire straf opleggen. Dergelijke feiten of omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden. De directeur kon daarom – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – in redelijkheid onderhavige beslissing nemen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

 

2.            De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. J.W. Rijkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 juni 2017.

secretaris            voorzitter

 

Naar boven