nummer: 10/423/GA
betreft: [klager] datum: 12 mei 2010
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Delgado, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 januari 2010 van de beklagcommissie bij het PPC (penitentiair psychiatrisch centrum) Haaglanden te Den Haag,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld PPC in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, het openen en terugsturen van advocatenpost.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het standpunt als ingenomen tegenover de beklagcommissie herhaald. Daarnaast wordt aangegeven dat de beklagcommissie ten onrechte, onder verwijzing naar een afspraak tussen de penitentiaire inrichtingen en de Orde van Advocaten over de
aanbieding van advocatenpost, het beklag ongegrond heeft verklaard. Geheel ten onrechte is de beklagcommissie van oordeel dat het niet conform deze afspraak en de Huisregels aanbieden van advocatenpost, het openen en terugsturen van de betreffende
brieven niet onredelijk of onbillijk zou maken. De afspraak over de aanbieding van advocatenpost ontslaat de directeur niet van zijn verplichting advocatenpost niet te openen en onnodig terug te sturen. Bovendien is de tweede brief wel conform de
Huisregels aangeboden. Doordat op de brieven het logo van het kantoor duidelijk stond vermeld en de adressering niets aan duidelijkheid te wensen overliet, had de brief niet mogen worden geopend en teruggestuurd.
De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts geeft de directeur aan dat hij klagers raadsman per brief, welke is bijgevoegd, heeft verzocht de gesloten enveloppe met advocatenpost aan klager in een enveloppe aan de
directeur te steken, zoals gebruikelijk is bij advocatenpost aan gedetineerden. Op die manier wordt voorkomen dat advocatenpost tussen de overige post (de inrichting ontvangt circa 750 poststukken per dag) per abuis wordt geopend. In het beroepschrift
wordt zonder nadere onderbouwing geschreven dat klager in het verleden meerdere malen is geconfronteerd met het openen en/of zoekraken van zijn post. Met een verwijzing naar de klachten van klager geeft de directeur aan dat daar geen sprake van is. Het
betreffen alleen klachten over aangekomen post.
3. De beoordeling
Voor wat betreft het openen van klagers post van zijn advocaat komt de beroepscommissie tot het oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd - voor zover dat is komen vast te staan - niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de
beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Voor wat betreft het terugsturen van per abuis geopende post in plaats van deze alsnog aan klager uit te reiken merkt de beroepscommissie op dat bij afweging van de betrokken belangen niet gezegd kan worden dat een verkeerde keuze is gemaakt. Ook in
zoverre dient het beroep mitsdien ongegrond verklaard te worden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 12 mei 2010