Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0821/GA, 9 juni 2017, beroep
Uitspraakdatum:09-06-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:            17/821/GA

 

betreft:               [klager]                datum: 9 juni 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van – zo begrijpt de beroepscommissie – 6 maart 2017 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,

 

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

 

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord klagers gemachtigde, mr. W.B.O. van Soest. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Namens de directeur is bericht dat de directeur niet ter zitting zal verschijnen.

 

Op 12 mei 2017 zijn van de directeur een zwart-wit kopie van een horloge en een verslag gedateerd 14 december 2016 ontvangen. De zwart-wit kopie is ter zitting aan klagers gemachtigde getoond en de inhoud van het verslag is aan de gemachtigde voorgehouden.

Een kopie van beide stukken is aan klager en zijn raadsman verzonden.

Namens de directeur is desgevraagd schriftelijk bericht dat van de celinspectie geen verslag is opgemaakt.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.            De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beschadiging van klagers horloge door toedoen van personeel bij gelegenheid van een celinspectie op 13 december 2016 (IJ-2016-001053).

 

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.            De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.

De kopie van het horloge is gemaakt door het horloge onder het kopieerapparaat te leggen op het moment van de invoer van het horloge in de inrichting. Op de kopie is waarneembaar dat het horloge intact was. Er is geen beschadiging zichtbaar. Na de zitting van de beklagcommissie moest klager van de directeur foto’s laten maken van zijn horloge, terwijl de beklagcommissie de directeur had verzocht foto’s aan te leveren die volgens de directeur bij de invoer zouden zijn gemaakt. Klager heeft dit geweigerd. De directeur heeft vervolgens enkel de kopie aan de beklagcommissie verstrekt. Deze gang van zaken is opmerkelijk. Klagers horloge was voordat de celinspectie plaatsvond intact en na de inspectie niet meer. Tussen de invoer van het horloge en de inspectie zijn geen andere feiten en omstandigheden bekend waaruit de schade kan worden herleid. Mitsdien dient te worden aangenomen dat personeel het horloge tijdens de inspectie heeft beschadigd. De bepaling in de huisregels dat de inrichting geen verantwoordelijkheid draagt voor waardevolle spullen leidt tot onaanvaardbare situaties. Klagers gemachtigde weet niet hoe klager zijn horloge opbergt in zijn cel. Klager vindt dat de bewijslast meer naar de directeur moet verschuiven, omdat er in de inrichting en bij de behandeling van het beklag door de directeur veel fouten zijn gemaakt.

 

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

De voorzitter van de beroepscommissie neemt op de kopie van het horloge waar dat niet zichtbaar is of het horloge al dan niet schade had bij de invoer daarvan. Evenmin kan worden waargenomen wat de stand van de wijzers is. 

 

3.            De beoordeling

De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat klagers horloge na de celinspectie op 13 december 2016 schade had en dat op basis van de zwart-wit kopie van het horloge niet duidelijk is of deze schade reeds bestond bij de invoer van het horloge. 

 

Aan de orde is de vraag of aannemelijk is dat de schade aan het horloge is veroorzaakt door toedoen van het personeel bij gelegenheid van de celinspectie, zoals klager stelt.

 

De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend. Bij dat oordeel neemt zij in aanmerking dat klager het horloge al enige maanden in de inrichting in zijn bezit had toen de celinspectie plaatsvond. Daardoor is het niet uitgesloten dat de schade aan het horloge al bestond voorafgaand aan de inspectie. Klager heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd noch stukken overgelegd op grond waarvan zijn stelling aannemelijk(er) moet worden geacht.   

 

Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren.

 

4.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van

mr. R. Boerhof, secretaris, op 9 juni 2017

 

Naar boven