Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0960/GV, 6 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:06-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/960/GV

betreft: [klager] datum: 6 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N. Swart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. N. Swart, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De in artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) genoemde gronden betreft geen limitatieve opsomming. De stelling dat de Regeling geen ruimte biedt voor het
bijwonen van een bruiloft van een neef is derhalve niet juist. Er is strafonderbreking aangevraagd omdat een beslissing op een verzoek om incidenteel verlof niet kan worden afgewacht. Voor klager is er sprake van een zeer bijzondere
familieaangelegenheid, de bruiloft van zijn volle neef. Voor klager en zijn familie is het zeer belangrijk dat klager de bruiloft kan bijwonen. Klager heeft een hechte relatie met de neef en beschouwt hem meer als een broer. Klager voldoet aan de
voorwaarden van artikel 34 van de Regeling. De vermelding dat de aanwezigheid van klager strikt noodzakelijk moet zijn, geldt voor een strafonderbreking wegens zakelijke omstandigheden zoals bedoeld in artikel 38 van de Regeling. Dat is in dit geval
niet aan de orde. De Minister meent dat strafonderbreking tot maatschappelijke onrust zou kunnen leiden. De zaak heeft destijds veel bekendheid in de media gekregen. Het feit waarvan klager wordt verdacht heeft al geruime tijd geleden plaatsgevonden,
namelijk eind 2006. Verder vraagt klager slechts strafonderbreking aan voor twee dagen. Klager zal zich tijdens de strafonderbreking niet op straat begeven, maar doorbrengen op de locatie van de bruiloft. Hierdoor zal niet of nauwelijks onrust
ontstaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De regeling biedt onvoldoende ruimte voor het verlenen van strafonderbreking voor het bijwonen van het huwelijk van klagers neef. Er is geen sprake van een echt dringende noodzaak om
aanwezig te zijn. De Regeling is helder. Strafonderbreking kan worden verleend voor sterfgevallen en/of geboortes. Het OM heeft negatief geadviseerd en gewezen op het feit dat er nog nader onderzoek loopt. Er dienen nog getuigen te worden gehoord en
wellicht wordt in hoger beroep nog een tbs-maatregel opgelegd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Leeuwarden heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof aan klager.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar wegens moord cq doodslag en diefstal met geweld of bedreiging. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 18 januari 2014.

Klager heeft strafonderbreking aangevraagd van 7 mei tot en met 9 mei 2010 voor het bijwonen van de bruiloft van zijn neef. Nu de duur van het incidenteel verlof op grond van artikel 21, vierde lid, van de Regeling in duur is beperkt tot één dag, staat
voor klager alleen de weg open van het aanvragen van strafonderbreking. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden
volstaan met een andere vorm van verlof. De beroepscommissie is met betrekking tot het bijwonen van de bruiloft van klagers neef van oordeel dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 34 van de Regeling dat
strafonderbreking dient te worden verleend. De afwijzing van klagers verlofaanvraag kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij tevens in
aanmerking het negatieve advies van het OM, waaruit naar voren komt dat bij toekenning van strafonderbreking gevreesd moet worden voor maatschappelijke onrust en collusiegevaar. Het onderzoek in de zaak loopt nog. Het beroep zal ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 6 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven