Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0530/GB, 24 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:            17/530/GB

 

Betreft:               [klager]                datum: 24 mei 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.R. van Laar, namens

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een op 8 februari 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

 

2.            De feiten

Klager was sedert 5 oktober 2015 gedetineerd. Op 26 september 2016 is klagers deelname aan het p.p. aangevangen. Op 3 januari 2017 is beslist tot beëindiging van zijn deelname aan het p.p. Op 6 januari 2017 is klager geplaatst in de penitentiaire inrichting Nieuwegein. Op 11 april 2017 is hij in vrijheid gesteld.

 

3.            De standpunten

3.1.        Namens klager is het beroep als volgt – samengevat – toegelicht.

De selectiefunctionaris heeft geen belangenafweging gemaakt. Klager meent dat een eenmalige verkeerde keuze niet zou moeten leiden tot beëindiging van zijn deelname aan het p.p. Op 29 december 2016 heeft de rechtbank beslist tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Klager wordt alleen verdacht van witwassen en niet ook van opzetheling. De informatie van klagers vader dat klager zijn oude contacten weer zou hebben opgezocht, klopt niet. Klagers vader is bereid daarover een verklaring af te leggen. Zijn deelname aan het p.p. verliep voorspoedig. Een medewerker van de reclassering heeft te kennen gegeven het traject weer met klager te willen oppakken. De reclassering heeft met inachtneming van het onderhavige strafbare feit positief geadviseerd over klagers voorwaardelijke invrijheidstelling. Volstaan had kunnen worden met een waarschuwing of met wijziging of aanvulling van de bijzondere voorwaarden. Klager verzoekt tevens een schadevergoeding.

De beslissing voldoet niet aan de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 15 van de Pbw en artikel 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm). De directeur heeft niet onverwijld geadviseerd tot beëindiging van het p.p. en heeft geen advies bij de reclassering ingewonnen. In de selectiebeslissing van 4 januari 2017 is vermeld dat klager op grond van artikel 1e, sub b, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden is uitgesloten van promotie of het plusprogramma, vanwege de vervolging voor een in detentie gepleegd misdrijf. Deze wettelijke bepaling is niet van toepassing. De voorlopige hechtenis is namelijk geschorst. Klager ondergaat daardoor een oude straf, waarvoor hij al is afgestraft.   

 

3.2.        De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – samengevat – toegelicht. De reclassering heeft op 30 november 2016 een ‘Afloopbericht toezicht’ opgemaakt. Hierin staat dat klager ervan wordt verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan witwassen en opzetheling. Hij is in voorlopige hechtenis genomen. Voorts staat in het afloopbericht dat klager zich van zijn p.p.-status niets heeft aangetrokken. Uit informatie van klagers vader blijkt dat hij zijn oude contacten weer heeft opgezocht. De selectiefunctionaris is bij de bestreden beslissing ervan uitgegaan dat klager alleen wordt verdacht van witwassen. Deze verdenking bestaat nog steeds. Klager kan zich in deze procedure niet beklagen over een beslissing van de directeur van de inrichting. Overigens is uit navraag gebleken dat klager geen degradatiebeslissing heeft gekregen.

3.3.        De directeur heeft met verwijzing naar het ‘Afloopbericht toezicht’ van de reclassering geadviseerd tot beëindiging van klagers deelname aan het p.p.

 

4.            De beoordeling

4.1.        Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.2.        In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen. Op grond van artikel 9, eerste lid en onder c, van de Pm wordt aan een beslissing tot deelname aan een p.p. de algemene voorwaarde verbonden dat de gedetineerde zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

4.3.        Uit de stukken maakt de beroepscommissie op dat klager ervan wordt verdacht dat hij zich tijdens zijn deelname aan het p.p. schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Klager is voor dit strafbare feit aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen. Gelet hierop kon de selectiefunctionaris op grond van artikel 9, eerste lid en onder c, van de Pm in redelijkheid beslissen klagers deelname aan het p.p. te beëindigen. Daaraan doet niet af dat zijn deelname aan het p.p. voor het overige voorspoedig zou zijn verlopen en evenmin dat de voorlopige hechtenis is geschorst. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.4.        De beroepscommissie komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van klagers verweren dat de directeur niet onverwijld zou hebben geadviseerd tot het nemen van de onderhavige beslissing, dat hij geen advies zou hebben ingewonnen bij de reclassering en dat zou zijn beslist klager in het basisprogramma te plaatsen, omdat dit geen beslissingen in de zin van artikel 17 van de Pbw zijn. Klager had daarvoor bij de beklagcommissie moeten klagen.

 

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 24 mei 2017

 

Naar boven