Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/0916/GV, 4 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:04-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/0916/GV

betreft: [klager] datum: 4 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.G.L. Bovens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 maart 2010 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. K.G.L. Bovens, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris is met zijn beslissing buiten de grondslag van het verzoek getreden. Klager heeft niet verzocht om bij de bevalling aanwezig te zijn, maar kort na de bevalling zijn zoon en
schoondochter te ondersteunen en zijn kleinkind te bezoeken. Het al dan niet aanwezig zijn van een medische noodzaak, is derhalve niet relevant. Klagers aanwezigheid is noodzakelijk, omdat klager zeer betrokken is bij het gezin. Zijn aanwezigheid is
van
onmiskenbare waarde. Er is sprake van family life in de zin van artikel 8 EVRM. De kleindochter is ruim zes weken te vroeg geboren. Voor de zoon en schoondochter van klager is het niet mogelijk met hun premature baby klager te bezoeken, vanwege een
infectierisico. Iedere onderbouwing van de beslissing ontbreekt. Aan de beslissing kleeft derhalve een motiveringsgebrek. Verder heeft de selectiefunctionaris de redelijke termijn voor het nemen van een beslissing overschreden, door pas vijf weken na
het verzoek een beslissing te nemen. Klager meent dat zijn belang dient te prevaleren boven het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Door de afwijzing zal klager de eerste maanden van zijn kleindochter
moeten missen. Dit is voor klager extra ingrijpend, aangezien deze periode hem zwaar valt. Zijn vrouw is overleden en hij vervult de grootouderrol alleen. Er zijn geen alternatieven voor een incidenteel verlof. Klager komt gelet op zijn einddatum niet
in aanmerking voor regimair of algemeen verlof.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Het verzoek van klager om incidenteel verlof om zijn schoondochter en zoon na de bevalling van een kleinkind een bezoek te brengen is afgewezen omdat er geen sprake is van een
noodzaak.
De beslissing is conform het wettelijk kader genomen. Omdat de schoondochter moest worden opgenomen in het ziekenhuis is een medisch advies aangevraagd. De Medisch Adviseur van het ministerie van Justitie adviseert negatief. Bij goed functioneren komt
klager vanaf 22 mei 2010 in aanmerking voor een regime met regimaire vrijheden, aangezien zijn strafrestant dan nog 18 maanden bedraagt. De beslissing is zorgvuldige genomen en niet onredelijk of onbillijk.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Grave heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De humaniste verbonden aan de gevangenis Grave ondersteunt het verzoek van klager. De Medisch Adviseur bij het ministerie van Justitie acht een omgekeerd
bezoek niet geïndiceerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens moord en doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 november 2011.

Krachtens artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk is. In de nadere invulling van incidenteel verlof worden met name situaties genoemd van levensgevaar van directe familieleden. Ook wordt kraambezoek vermeld, maar dan aan de levenspartner. Beide situaties doen zich hier niet voor. In dit
licht bezien is het oordeel van de Minister dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat een kraambezoek aan klagers kleinkind en een bezoek aan zijn zoon en schoondochter noodzakelijk is niet onredelijk of onbillijk. Ten aanzien van de bijzondere
omstandigheden die door klager zijn aangevoerd, zoals het overlijden van zijn echtgenote, neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager vanaf 22 mei 2010 in aanmerking komt voor een regime met regimaire verlofmogelijkheden. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 4 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven