Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/3391/TA en 09/3416/TA, 3 mei 2010, beroep
Uitspraakdatum:03-05-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 09/3391/TA en 09/3416/TA

betreft: [klager] datum: 3 mei 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, en

het hoofd van FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 1 oktober 2009 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 maart 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam is klager gehoord. De raadsman van klager, mr. N.A. Heidanus heeft schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen. Het hoofd
van de inrichting heeft bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. één op één begeleiding;
b. toezicht op telefoonverkeer;
c. toezicht op de post;
d. bezoek onder begeleiding;
e. toezicht op geldverkeer;
f. beslissing tot verlenging van de maatregelen.

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft de onderdelen a t/m e ongegrond en onderdeel f gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verwijst naar de voor de beklagcommissie aangevoerde gronden. Klager is op 24 mei 2009 beschuldigd van drugshandel, nadat een
beveiliger
zou hebben gezien dat klager drugs aan een medepatiënt heeft geleverd en een zakje in de prullenbak heeft gedeponeerd. Deze verdenking is de basis geweest van uiteenlopende, ingrijpende en langdurige maatregelen, die tot op heden voortduren. Klager
betwist dat hij drugs aan een medepatiënt heeft geleverd, laat staan dat hij zich met drugshandel heeft bemoeid. Het had op de weg van de inrichting gelegen de beweringen te onderbouwen met onderzoeksrapporten. Wat betreft de vondst van het zakje in de
prullenmand kan niet overtuigend worden aangetoond dat deze van klager afkomstig is. Een ieder kan afval in de prullenbak deponeren. De inrichting vond een onderzoek naar het zakje niet nodig. De prullenbak staat buiten. Er zijn geen feiten of
omstandigheden aannemelijk gemaakt die een redelijk vermoeden van schuld rechtvaardigen. Het is onaanvaardbaar dat de inrichting de politie niet inschakelt voor een deugdelijk opsporingsonderzoek. Klager wordt van meet af aan voor schuldig gehouden
totdat het tegendeel bewezen is. Door de benadering van de inrichting wordt klager enorm gedupeerd. In deze procedure vindt volstrekt geen faire procesvoering plaats zoals onder andere bedoeld in artikel 6 EVRM.
De verlenging van de maatregelen is onjuist en in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De verlengingsbeslissingen zijn niet tijdig aan klager uitgereikt en verder is volstrekt onduidelijk wanneer er in juni en juli 2009 toetsmomenten hebben
plaatsgevonden. Een deugdelijke motivering voor de verlenging van de maatregelen ontbreekt. In artikel 12.2.9. van de huisregels wordt expliciet geformuleerd dat een onverwijlde, schriftelijke en goed gemotiveerde mededeling aan de patiënt dient te
worden gedaan. Dat de inrichting nog steeds niet het onderzoek heeft afgerond en klager nog steeds substantieel beperkt, is evident in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ondanks alle beperkende maatregelen jegens klager is er
nog steeds volop drugs in de inrichting te verkrijgen.
Klager heeft schade geleden doordat hij in de inrichting niet in de gelegenheid is gesteld betaalde werkzaamheden te verrichten. Er is sprake van een onredelijke derving van inkomsten. Hij loopt per maand een bedrag van € 190,= mis. Klager wil hiervoor
gecompenseerd worden naast de financiële compensatie van € 25,= per maand voor de onterechte verlengingsbeslissingen.

Het hoofd van de inrichting verwijst voor het verweer en de gronden van het door hem ingestelde beroep naar het voor de beklagcommissie gevoerde verweer.
De Bvt kent geen hoor- en mededelingsplicht terzake het verlengen van de post- of telefoonmaatregel, zoals bedoeld in artikel 35, derde lid en artikel 38, tweede lid, Bvt. Ook in de huisregels is hieromtrent niets opgenomen. Omdat het wenselijk is dat
patiënten in kennis worden gesteld van de opgelegde maatregelen, is klager steeds mondeling geïnformeerd. Bij verlengingsbeslissingen vierwekelijks. Per abuis is een aantal keren een schriftelijke mededeling uitgereikt. Er zijn geen wettelijke
voorschriften geschonden.

3. De beoordeling
a t/m e.
Uit het verweerschrift van 15 september 2009 van het hoofd van de inrichting voor de beklagcommissie komt naar voren dat op 24 mei 2009 een beveiligingsmedewerker heeft gezien dat klager iets uit een zakje aan een medepatiënt gaf en vervolgens het
zakje
in de prullenbak deed. De medepatiënt is direct benaderd en gaf aan drugs te hebben gekregen van een persoon die hij niet bekend wilde maken. De drugs had hij inmiddels ingeslikt. Het zakje dat uit de prullenbak is gehaald bleek drugs te hebben bevat.
De beroepscommissie is gelet op voormelde constateringen van oordeel dat de beslissingen van het hoofd van de inrichting niet als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat omtrent klager al
langere tijd signalen aanwezig waren dat hij betrokken zou zijn bij de handel in drugs. De beroepscommissie merkt verder op dat de bestreden beslissingen ordemaatregelen betreffen waarvan – in tegenstelling tot de disciplinaire straf – de schuld van
klager niet hoeft te worden vastgesteld. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

f.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. De beroepscommissie merkt hierbij nog het volgende op.
Ten aanzien van de aan klager opgelegde toezichtsmaatregelen geldt op grond van de Bvt geen schriftelijke mededelingsplicht. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager echter verwezen naar onderdeel 12.2.9 van de huisregels van de inrichting.
Hierin is bepaald dat – voor zover hier van belang - van een beslissing om toezicht uit te oefenen op het postverkeer de verpleegde binnen 24 uur een schriftelijk en gemotiveerde beslissing ontvangt. Deze huisregels dateren van april 2007. Uit
telefonische informatie van de inrichting is gebleken dat deze regels nog steeds van toepassing zijn. Het hoofd van de inrichting heeft derhalve gekozen voor een ruimere regeling. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming en verklaart het beroep van klager in zoverre ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager en de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. dr. E.J. Hofstee, voorzitter, prof. dr. F.A.M. Kortmann en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 mei 2010

secretaris voorzitter

Naar boven